Bedrading
Tabel 3-2: Aansluitklemmen in-/uitgangsbedrading voor I/O-kabels
Nummer aansluitklem
14 +
1 +
3 +
5 +
7 +
16 +
18 +
20 +
22 +
24 (lijn B)
3.2
Sluit het model 3500 aan op de sensor
•
•
3.2.1
Opties voor installatie
Het model 3500 kan in de onderstaande configuraties met de sensor worden verbonden:
•
•
3.2.2
Bedradingsinstructies voor 4-aderige externe installaties
1. Maak de kabel gereed zoals beschreven in de sensordocumentatie.
2. Sluit de kabel aan op de kernprocessor zoals beschreven in de sensordocumentatie.
3. De kabel aansluiten op de transmitter:
16
15 —
2 —
4 —
6 —
8 —
17 —
19 —
21 —
23 —
25 (lijn A)
Als u het model 3300 applicatie-peripheral installeert, kunt u deze stap overslaan.
Ga naar
Hoofdstuk
3.4.
Volg de aanwijzingen in deze paragraaf voor aansluiting van het model 3500
transmitter op een Micro Motion-sensor.
4-aderige externe transmitter (4-aderige kabel keuze). Zie
Hoofdstuk
3.2.2.
Externe kernprocessor met externe transmitter (4-aderige en 9-aderige kabel keuze).
Zie
Afbeelding 1-5
en
Hoofdstuk
a. Identificeer de draden in de 4-aderige kabel.
Gebruik de door Micro Motion verstrekte 4-aderige kabel. Deze kabel bestaat
uit één paar draden van 0,75 mm
gelijkspanningsaansluiting en één paar draden van 0,35 mm
en wit) voor de RS-485-aansluiting.
b. Voor transmitters met schroefconnectoren sluit u de vier aders van de
kernprocessor aan op de bijbehorende aansluitingen op de transmitter.
Zie
Tabel 3-3
en
Afbeelding 3-6
(verbeterde kernprocessor).
•
Laat geen blanke draden blootliggen.
•
Aard de afscherming, het vlechtwerk en de drain-draden niet bij de transmitter.
Functie
Primaire 4—20 mA-uitgang/HART
Secundaire 4—20 mA-uitgang
Frequentie-ingang
Discrete ingang 1
Discrete ingang 2
Frequentie-uitgang
Discrete uitgang 1
Discrete uitgang 2
Discrete uitgang 3
RS-485 uitgang
3.2.3.
2
(18 AWG) (rood en zwart) voor de
(standaard kernprocessor) of
Model 3500 transmitters of model 3300 peripherals - paneelmontage
Afbeelding 1-4
en
2
(22 AWG) (groen
Afbeelding 3-7