Bedrading
Tabel 3-1: Aansluitklemmen in-/uitgangsbedrading voor schroefconnectoren
Nummer aansluitklem
c 2 +
c 4 +
c 6 +
c 8 +
c 10 +
c 12 +
c 14 +
c 16 +
c 18 +
c 32 (lijn B)
3. Als de model 3300 of de model 3500 I/O-kabels heeft, steekt u de draadverbindingsbeugel
4. Draai de geborgde schroeven aan om de beugel op het achterpaneel te bevestigen.
Afbeelding 3-3: Draadconnectoren en aansluitingen voor I/O-kabels
5. Bevestig het meegeleverde I/O-aansluitklemmenblok op een DIN-rail.
6. Steek de connector voor de in-/uitgangsbedrading in het I/O-aansluitklemmenblok.
7. Draai de geborgde schroeven aan om de connector op het I/O-aansluitklemmenblok te
8. Sluit de in- en uitgangsdraden aan op de bijbehorende klemmen op het
14
a 2 —
a 4 —
a 6 —
a 8 —
a 10 —
a 12 —
a 14 —
a 16 —
a 18 —
a 32 (lijn A)
in de aansluitklemmenstrips op de achterkant van het model. Zie
Aansluitklemmenstrip
voor intrinsiek veilige
sensorbedrading
Connector voor sensorbedrading
(alleen model 3500)
Kabel voor sensorbedrading
(alleen model 3500)
Het aansluitklemmenblok past op diverse railuitvoeringen. Zie
bevestigen.
I/O-aansluitklemmenblok.
Functie
Primaire 4—20 mA-uitgang/HART
Secundaire 4—20 mA-uitgang
Frequentie-ingang
Discrete ingang 1
Discrete ingang 2
Frequentie-uitgang
Discrete uitgang 1
Discrete uitgang 2
Discrete uitgang 3
RS-485 uitgang
Aansluitklemmenstrip voor niet intrinsiek
veilige in- en uitgangsbedrading
Model 3500 transmitters of model 3300 peripherals - paneelmontage
Afbeelding
3-3.
Draadverbindingsbeugel
Connector voor
in-/uitgangsbedrading
Kabel voor in-/uitgangsbedrading
Afbeelding
3-4.