Alle weergegeven symbolen in de LCD-weer-
gave dienen alleen voor een beter overzicht.
Tijdens het bedrijf verschijnen in het LCD-ven-
ster alleen de symbolen die relevant zijn voor
de desbetreffende functies.
Toetsfuncties
Modus "Auto"
Controleer of de binnenunit op de stroomvoorzie-
ning is aangesloten en is ingeschakeld.
De aanduiding van de bedrijfsmodus op het aan-
duidingsveld van de binnenunit begint te knip-
peren.
1.
Druk op de toets "ON/OFF" [1] om de aircon-
ditioning in te schakelen.
2.
Druk op de toets "MODE" [2] om de bedrijfs-
modus "Auto" te selecteren.
3.
Druk op de toets "Pijl omhoog/Pijl omlaag"
[3] om de gewenste temperatuur in te stellen.
De temperatuur kan tussen 16°C - 30°C in
stappen van 1° worden ingesteld.
2
1
Mode
SET
Swing
Turbo
Afb. 9: Modus "Auto"
3
OK
Humidity
LED
Modus "Koelen", "Verwarmen" en "Luchtcircu-
latie"
Controleer of de binnenunit op de stroomvoorzie-
ning is aangesloten en is ingeschakeld.
1.
Druk op de toets "ON/OFF" [1] om de aircon-
ditioning in te schakelen.
2.
Druk op de toets "MODE" [2] om de bedrijfs-
modi "Koelen", "Verwarmen" of "Luchtcircu-
latie" te selecteren.
3.
Druk op de toets "Pijl omhoog/Pijl omlaag"
[3] om de gewenste temperatuur in te stellen.
De temperatuur kan tussen 16°C - 30°C in
stappen van 0,5° worden ingesteld.
4.
Druk op de toets "FAN" [4] om het gewenste
ventilatorniveau te selecteren.
2
1
Mode
SET
4
Turbo
Afb. 10: Modus "Koelen", "Verwarmen" en "Lucht-
circulatie"
3
OK
Swing
LED
Humidity
23