Tijdens het gebruik van de robot, kan het nodig zijn deze stil te zetten. Bij normale condities wordt de robot stopgezet met de
toets "OFF". In geval van gevaar of voor onderhoud, moet de robot in veilige omstandigheden stopgezet worden om te vermijden
dat het mes ongewild opgestart wordt. Druk op de toets "STOP" om de robot te stoppen. Haal de stekker uit het stopcontact.
Belangrijk
Een veilige stilstand van de robot is nodig voor
onderhouds- en herstellingsingrepen te kunnen
uitvoeren (bijvoorbeeld: vervanging mes, reiniging,
enz.).
Om de robot op te starten, gaat men als volgt te werk:
-
plaats de robot binnenin de maaizone;
-
druk op de toets "ON/OFF" voor de inschakeling en wacht
enkele seconden tot de robot helemaal is ingeschakeld;
-
druk op de toets START/PAUZE om de werkcyclus te activeren.
LANGDURIGE STILSTAND EN WEER-IN-BEDRIJFSTELLING
In geval van een lange inactiviteit van de robot en voordat het maaiseizoen begint, moet er een reeks handelingen uitgevoerd
worden om de correcte werking te garanderen wanneer de robot weer gebruikt zal worden.
1. Herlaad de batterij volledig vooraleer de robot op te slaan voor de winter. Laad de batterij minstens om de 5 maanden op.
2. Voer, met behulp van een geautoriseerd wederverkoper, het geprogrammeerd onderhoud uit. Dit is fundamenteel om de
robot in goede condities te houden. De assistentie omvat normaal gezien de volgende handelingen:
•
volledige reiniging van de robot, van het snijmes en van alle beweeglijke delen;
•
interne reiniging van de robot;
•
controle van de werking van de robot;
•
controle en, indien nodig, vervanging van de versleten onderdelen zoals bijvoorbeeld, het snijmes, de borstels (enkel
modellen van robot met motoren met borstels);
•
controle van de capaciteit van de batterij;
•
indien nodig, kan de wederverkoper ook de nieuwe software laden.
3. Reinig de robot en het herlaadstation zorgvuldig (zie "Reiniging robot").
4. Controleer eventuele versleten of beschadigde delen zoals bijvoorbeeld het snijmes en evalueer of deze vervangen moeten
worden.
5. Plaats de robot op een beschermde en droge plaats, met een geschikte omgevingstemperatuur van 10-20°C en die niet
gemakkelijk bereikbaar is voor vreemden (kinderen, dieren, andere vreemde voorwerpen, enz.). Bewaar de robot aan een
temperatuur van minder dan 20°C om de zelfontlading van de batterijen te beperken.
6. Haal de stekker (A) uit het stopcontact.
7. Bedek het herlaadstation (C) om te vermijden dat er materiaal in binnendringt (bladeren, papier, enz.) en om de contactplaatjes
te beschermen.
VEILIG STOPPEN VAN DE ROBOT
27
TOETS "STOP" (A)
NL
Gebruiksvoorschriften