Bedieningshandleiding
Veiligheidslichtschermen
2.8.4 Straalcodering
De�straalcodering�van�het�Veiligheidslichtschermen�moet�aangepast�
worden,�als�verschillende�systemen�dicht�bij�elkaar�in�werking�zijn�en�een�
opstelling�zoals�in�de�afbeelding�hieronder�getoond�(geen�beïnvloeding)�
niet�mogelijk�is�Bij�levering�is�de�straalcodering�niet�actief�Een�ontvan-
ger�kan�met�een�straalcodering�A,�de�stralen�van�de�zender�met�dezelfde�
straalcodering�A�die�voor�hem�bestemd�zijn,�van�vreemde�stralen�onder-
scheiden�De�straalcodering�A�moet�voor�iedere�senssor�(ontvanger�en�
zender)�afzonderlijk�ingesteld�worden�De�functie�wordt�met�behulp�van�
de�BUS�converter�NSR-0801�en�een�PC�of�laptop�geactiveerd
Als�aangrenzende�systemen�zonder�straalcodering�gebruikt�worden,�
ontstaat�er�gevaar�voor�de�gebruiker
geen invloed
E
R
R
E
Beïnvloeding: straalcodering vereist!
E
R
E
R
•�� D e�straalcodering�verhoogt�de�veiligheid�en�vermijdt�bovendien�we-
derzijdse�beïnvloeding�van�naast�elkaar�staande�systemen
•�� D e�straalcodering�verhoogt�de�bestendigheid�tegen�optische�beïnvloe-
ding�(bijv�zonnelicht,�lasvonken)
•�� D e�straalcodering�A�wordt�aan�de�zender�en�de�ontvanger�permanent�
weergegeven�door�het�knipperen�van�de�LED's�(zie�LED�statusinfor-
matie)
Bij�dicht�bij�elkaar�gelegen�systemen�moet�straalcodering�A�
gebruikt�worden
De�reactietijd�van�het�systeem�met�straalcodering�A�wordt�
verhoogd�Hiertoe�moet�de�veiligheidsafstand�tot�de�gevaarlijke�
beweging�aangepast�worden�Zie�ook�hoofdstuk�Aanspreektijd
2.8.5 Vaste onderdrukking
De�SLG�425I�kan�vaste�onderdelen�in�het�veiligheidsveld�onderdrukken
De�zone�"vaste�onderdrukking"�is�in�geval�van�hindernissen�toegelaten�
voor�individuele�stralen�mits�inachtneming�van�de�beschermfunctie
4
3
2
1
E1
Zijdelingse�bereiken�moeten�door�mechanische��
afdekkingen�tegen�ingrepen�beschermd�worden!
De�eerste�stralenlijn�die�voor�de�optische�synchronisatie�zorgt�en�zich�
onmiddellijk�achter�het�diagnosevenster�bevindt,�kan�niet�onderdrukt�
worden
De�zone�van�de�vaste�onderdrukking�mag�na�de�teach-in�procedure�
niet�meer�gewijzigd�worden�Een�wijziging�van�de�zone�of�een�verwij-
dering�van�het�onderdeel�uit�het�veiligheidsveld�wordt�door�het�systeem�
gedetecteerd�Als�gevolg�hiervan�worden�de�uitgangen�uitgeschakeld�
(vergrendeld)�Deze�vergrendeling�kan�door�een�nieuwe�Teach-IN�pro-
cedure�volgens�de�effectieve�straalonderbrekingen�opgeheven�worden
4
Zone�van�de�vaste�onderdrukking
R1
•�� B ij�een�SLG�425I�met�2�stralen�is�een�onderdrukking�van�
stralen�niet�toegelaten!
•�� B ij�de�versie�SLG�425I�3�stralen�of�SLG�425I�4�stralen�is�de�
onderdrukking�van�maximum�een�straal�mits�inachtneming�
van�de�beschermfunctie�toegelaten
•�� D e�onderdrukking�van�meerdere�stralen�is�niet�toegelaten
•�� D e�zijdelings�gelegen�zones�moeten�met�mechanische�
afdekkingen�beveiligd�worden
•�� D e�zijdelingse�afdekkingen�moeten�aan�het�voorwerp�be-
vestigd�worden�Deelafdekkingen�zijn�niet�toegestaan
•�� D e�functie�herstartblokkering�van�het�veiligheidslichtscherm�
of�the�machine�moet�geactiveerd�worden
De�functie�wordt�met�behulp�van�de�BUS�converter��
NSR-0801�en�een�PC�of�laptop�geactiveerd�De�geactiveer-
de�functie�wordt�aangeduid�door�het�knipperen�van�de�LED�
Onderdrukking�in�het�diagnosevenster�van�de�ontvanger
2.8.6 Testen
Het�systeem�voert�na�het�inschakelen�van�de�bedrijfsspanning�binnen�
de�2�seconden�een�volledige�zelf-�en�veiligheidstest�uit�Als�het�veilig-
heidsveld�niet�onderbroken�is,�wordt�het�systeem�ingeschakeld
In�geval�van�een�storing�worden�de�uitgangen�van�de�ontvanger�
niet�ingeschakeldDe�LED�OSSD�UIT�beginnen�te�knipperen�om�de�
foutmelding�weer�te�geven�Meer�informatie�vindt�u�in�het�hoofdstuk�
Foutdiagnose
In�werking�voert�het�systeem�een�permanente�zelftest�uit�Veiligheids-
relevante�fouten�worden�binnen�de�cyclustijd�herkend�en�leiden�tot�de�
uitschakeling�van�de�uitgangen
2.9 Mutingbedrijf
2.9.1 Correct gebruik
Het�beschermingsdoel�van�de�overbruggingsfunctie�is�een�veilig�on-
derscheid�maken�tussen�materiaal�en�een�persoon�voor�de�gevaren-
zone�Hiertoe�moeten�bijkomende�sensoren,�2�of�4�stuks,�aangesloten�
worden�om�een�veilig�onderscheid�te�maken�tussen�personen�en�het�
getransporteerde�materiaal
Voor�het�activeren�en�parametreren�van�de�mutingfunctie�
heeft�u�de�BUS�converter�NSR-0801�en�de�PC�software�
SLC4�nodig
Speciale veiligheidsinstructies in verband met muting
De�componenten�mogen�uitsluitend�door�een�vakspecialist�met�de�
nodige�elektrische�professionele�vorming�en�kennis�van�de�geharmoni-
seerde�veiligheidsvoorschriften�gemonteerd�en�aangesloten�worden
Testen�en�inbedrijfneming�door�een�deskundige�die�over�de�nodige�
vakkennis�en�in�het�bijzonder�de�nodige�kennis�van�de�wettelijke�en�
openbare�voorschriften�beschikt
Instructie�en�opleiding�van�het�bedienend�personeel�aan�de�toepassing�
door�een�vakman
Na�aansluiting�en�montage�door�een�vakman�moeten�de�volgende�
instructies�gecontroleerd�worden:
•�� O pstelling�van�de�sensoren�volgens�de�bedieningshandleiding�van�
de�SLG�425I�De�mutingfunctie�mag�niet�gestart�worden�doordat�een�
persoon�per�ongeluk�de�gevarenzone�betreedt�De�sensoren�moeten�
zo�opgesteld�worden�dat�een�normale�nadering�van�een�lichaamsdeel,�
zoals�een�voet,�been,�hand-�of�armbeweging,�geen�mutingfunctie�
bewerkstelligt
•�� D e�keuze�van�de�bedrijfsparameters�zoals�gelijktijdigheid,�muting�
duur,�bedrijfsmodus,�speciale�functies�enz�moet�aan�de�toepassing�
aangepast�zijn�Bijv�einde�van�de�mutingcyclus�na�het�voorbijrijden�
van�het�veiligheidsveld
•�� D e�mutingcyclus�moet�automatisch�gestart�worden�na�vrijgave�van�het�
bedienorgaan�en�minstens�door�twee�onafhankelijke�signalen�(senso-
ren)�gestuurd�worden
•�� H et�bedienorgaan�voor�de�vrijgave�en�de�overridefunctie�moet�zo�
opgesteld�zijn�dat�de�operator�een�overzicht�heeft�over�de�volledige�
gevarenzone�De�plaats�van�montage�moet�zo�gekozen�worden�dat�
een�bediening�vanaf�de�gevaarlijke�plaats�niet�mogelijk�is
•�� H et�signaleren�van�de�mutingtoestand�kan�via�een�mutinglamp�gebeuren
NL
SLG 425I