Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
Bediensleutel voor alternatief gebruik in een andere
bouwvorm, zie www.schmersal.net
Geïntegreerde montageplaat
101,7
42,5
50
Openingen voor het borgen
Opening voor de borgpen
3.3 Schakelafstand
Nadering van de veiligheidssensor en de bediensleutel
via de zijvlakken met typeplaatje
S [mm]
Y
15
10
5
0
-19
-15
X
Schakelafstand van de veiligheidssensor CSP 34
De bediencurves geven de in- en uitschakelafstanden
van de sensor weer.
Legende
S
Schakelafstand
X
Mogelijke hoogteafwijking via het zijvlak met typeplaatje
Y
Mogelijke dwarsafwijking via het zijvlak met typeplaatje
S
Inschakelafstand
on
S
Uitschakelafstand
off
S
Hysteresisbereik
S
h
h
S
Zekere schakelafstand volgens IEC 60947-5-3
ao
S
Zeker uitschakelpunt volgens EN 60947-5-3
ar
Maximale afwijking bij zijdelingse bediening
Y
X
Aan de lange zijkant bedraagt de maximale hoogteafwijking (x) van
sensor en bediensleutel 30 mm (bijv. montagetolerantie of door het
afzakken van de veiligheidsdeur). De dwarsafwijking (Y) bedraagtmax.
± 8 mm
4
S
S
ar
S
OFF
S
ON
S
ao
V1
V2
-10
-5
0
5
10
15
= S
– S
off
on
3.4 Afstelling
De afstand tussen de sensor en de bediensleutel moet < Sao zijn.
Als afwijkingen in de afstand tussen de sensor en de bediensleutel
gedetecteerd moeten worden (bijv. afzakken van een veiligheidsdeur),
moet deze afstand met 4 mm verminderd worden. De gele LED's en de
diagnoseuitgang duiden de verschillende bereiken aan.
4. Elektrische aansluiting
4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
De voedingsspanning van de veiligheidssensoren moet beveiligd
zijn tegen permanente overspanning. In geval van een fout mag de
spanning 60V niet overschrijden. Daarom moeten gestabiliseerde
voedingen gebruikt worden.
De veiligheidsuitgangen kunnen rechtstreeks opgenomen worden in
het veiligheidscircuit van de besturing. Voor toepassingen in PL e /
categorie 4 volgens ISO 13849-1 moeten de veiligheidsuitgangen van
de veiligheidssensor of de sensorketting op een veiligheidsmodule van
dezelfde categorie aangesloten worden. Als de veiligheidssensor
CSP 34 op relais of niet-veilige besturingscomponenten aangesloten
wordt, is een nieuwe risicoanalyse vereist. De max. belastingsstroom
van 250 mA per veiligheidskanaal moet in acht genomen worden.
Meer informatie voor het kiezen van geschikte
veiligheidsmodules vindt u in de Schmersal catalogi of in de
19
V [mm]
online catalogus: www.schmersal.net
4.2 Serieschakeling
Maximum 31 sensoren kunnen in serie geschakeld worden.
Hierbij kan een sensorketen van meer dan 200 m opgebouwd worden.
Er moet rekening gehouden worden met mogelijke spanningsverliezen
(o.a. omwille van de lengte van de kabel, de kabeldoorsnede, het
spanningsverlies per sensor enz.)! Bij grotere kabellengten moet de
kabeldoorsnede van de aansluitkabels zo groot mogelijk genomen
worden.
Schakelvoorbeelden voor de serieschakeling, zie bijlage.
Bij het leggen van stuurstroombedrading is een afscherming niet
noodzakelijk. De leidingen moeten echter gescheiden worden van
de toevoerleidingen en de energieleidingen. De maximale zekering
van een sensorketen voor de leidingsbeveiliging is afhankelijk van de
doorsnede van de aansluitkabel van de sensor.
5. Gebruik en onderhoud
5.1 Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Bevestiging van veiligheidssensor en bediensleutel
2. Juiste bevestiging en goede conditie van de voedingskabel
3. het systeem is vrij van vuil en vreemde onderdelen
(vooral metaalspanen)
NL
CSP 34