NL
Aangezien de methoden voor het regelen van luchtzuiverheid en luchtvochtigheid enigszins van elkaar verschillen,
wordt de luchtkwaliteitsregeling onderverdeeld in:
•
Luchtzuiverheidsregeling
De zuiverheidsfunctie wordt geregeld d.m.v. de volgende sensors:
CO2 – concentratiesensor koolstofdioxide [0...2000 ppm];
VOC – sensor luchtkwaliteit [0...100 %];
De luchtzuiverheidsfunctie selecteert op basis van de gemeten luchtkwaliteitswaarden automatisch het ventilatievoud
binnen een bereik van 20 - 70%. Valt de luchtverontreiniging binnen de door de gebruiker ingestelde grenswaarden dan zul-
len de ventilatoren op minimumtoerental draaien. Naarmate het verontreinigingsnivau toeneemt zal de unit het ventilator-
toerental opvoeren om zo meer verse lucht het gebouw in te laten stromen. Het is ook mogelijk de unit te stoppen wanneer
het luchtverontreinigingsniveau laag is. Om dit te bereiken wijzigt u het minimumventilatievoud naar 0% (zie 'Regelingen
en Instellingen'). Dan zal de unit periodiek (standaard iedere 2 uur) inschakelen om de luchtkwaliteit te controleren en zal zo
nodig zolang lucht verversen tot het verontreinigingsniveau is verlaagd.
Type aangesloten sensors en het ventilatievoudbereik (zie Regelingen en Instellingen").
•
Luchtvochtigheidsregeling
Met de luchtvochtigheidsregeling kan de lucht in het gebouw worden ontvochtigd. Mogelijke wijzen van ontvochtigen:
1. Indien de luchtvochtigheid buiten met een extra luchtvochtigheidssensor wordt gemeten dan zal de lucht binnen
het gebouw worden ontvochtigd wanneer het vochtniveau buiten lager is dan binnen. De luchtvochtigheid binnen
het gebouw wordt bewaakt door een afzonderlijke sensor die is aangesloten op de regelmodule of geïntegreerd
in het bedieningspaneel. In de instellingen voor Sensor type RH selecteert u een van de aangesloten sensors voor
het meten van de relatieve luchtvochtigheid van de buitenlucht (zie 'Regelingen en Instellingen'). In AUTO-bedrijf
draaien de ventilatoren met minimaal toerental zolang de luchtvochtigheid binnen lager is dan de ingestelde waarde
(zie 'Luchtzuiverheidsregeling'). Wanneer de vochtigheid van de buitenlucht lager is dan die van de binnenlucht en
ontvochtiging nodig is, wordt het ventilatortoerental geleidelijk opgevoerd en drogere lucht toegevoerd.
2. Indien er geen vochtigheidssensor voor de buitenlucht wordt gebruikt, werkt de functie "luchtvochtigheidsregeling"
op dezelfde wijze als de functie "Luchtzuiverheidsregeling" maar in plaats van de luchtkwaliteitssensor, wordt als op-
tie gebruik gemaakt van een vochtigheidssensor aangesloten op de regelmodule (controllerboard) of geïntegreerd
in het bedieningspaneel.
3. Indien een externe DX-unit of een waterkoeler wordt gebruikt (ingeschakeld in "Instellingen regelvolgorde"), is aan-
vullende ontvochtiging mogelijk door het toevoeren van koelingslucht. In dat geval wordt de ingestelde waarde voor
de toevoerluchttemperatuur genegeerd en wordt koudere en dus drogere lucht toegevoerd totdat de gewenste
vochtigheid van de binnenlucht is bereikt. Indien een vochtigheidssensor voor de buitenlucht wordt gebruikt en de
buitenlucht droger is, zal de unit proberen de vochtigheid van de binnenlucht te verlagen door voorafgaand aan het
inschakelen van de koelingsunits drogere buitenlucht toe te voeren. Ontvochtiging met koelingsapparaten is zowel
mogelijk in de AUTO en de STANDAARD bedrijfswijzen.
Om een DX unit of een waterkoeler te gebruiken om de toevoerlucht te ontvochtigen, activeert u de optie "Ontvochti-
ging toestaan met koeling" (zie "Instellingen regelvolgorde"). In de instellingen voor de standaard luchtverversingsmodi zal
een optie voor het invoeren van een waarde voor de gewenste vochtigheid verschijnen.
Op kasten met een roterende warmtewisselaar kan de luchtkwaliteitsfunctie tijdelijk worden gestopt
terwijl de bescherming tegen ijsvorming in werking is.
8
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
C6M_user manual_23-02