Instelling van de trekkracht
Instelling van de trekkracht
De trekkracht wordt ingesteld met behulp van de trekinrichting op de tractiecontroller.
Er kunnen trekkrachten van tot maar liefst 3000 g worden toegepast. De behandelend
arts beslist over de hoeveelheid tractie die moet worden toegepast. fasciotens adviseert
de trekkracht te beperken tot maximaal de helft van het lichaamsgewicht van de patiënt.
De ingestelde trekkrachten kunnen worden bewaakt met behulp van de gekleurde
ringen op de zuiger in de trekinrichting. Met behulp van de gekleurde ringen kunnen drie
trekkrachtbereiken worden onderscheiden: laag bereik (lichtgroen, onderverdeeld in ca. 0 -
500 g en 500 - 1000 g), gemiddeld bereik (donkergroen, onderverdeeld in ca. 1000 - 1500 g
en 1500 - 2000 g) en hoog bereik (rood, onderverdeeld in ca. 2000 - 2500 g en 2500 - 3000 g).
Ga als volgt te werk om de trekkracht in te stellen:
1. Maak de vleugelmoer los aan de zijde van de trekinrichting.
2. Beweeg de trekinrichting omlaag om de gewenste trekkracht in te stellen volgens de hierboven vermelde
trekkrachtbereiken.
3. Vergrendel de vleugelmoer om het tractieapparaat in het geselecteerde trekkrachtbereik te bevestigen
1.
Een afname van de trekkracht van de afzonderlijke draden (bijv. wanneer de buikwand naar wens wordt uitgerekt)
is mogelijk en moet regelmatig worden gecontroleerd. Indien nodig moet de trekkracht opnieuw worden afgesteld
Controleer ten slotte nogmaals de gelijkmatige spanning van de afzonderlijke draden. Ze moeten gelijkmatig
gespannen zijn.
De draadhouder mag niet in contact komen met het wondoppervlak of de buikorganen!
Direct contact tussen de spandraden en de buikorganen moet koste wat kost worden vermeden. Tijdens het gehele
gebruik van fasciotens®Pediatric is een regelmatige visuele inspectie van de darmen en de schroefdraad vereist.
Indien nodig moeten de hechtingen worden aangepast of vervangen zodat de verzakkingsorganen niet worden
beschadigd (bijvoorbeeld door het hechtmateriaal door te snijden).
2.
3.
Gebruiksaanwijzing
13