Inhoudsopgave
Advertenties
HR H
ANDLEIDING
4.2
Storingen met melding verhelpen
M
ELDING
De storingslamp brandt.
4.3
Storingen zonder melding verhelpen
P
ROBLEEM
Het toestel reageert niet op het
gebouwbeheersysteem.
Het toestel verplaatst te weinig
lucht.
Handleiding versie 1.0 (02-03-2017)
W
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
Het filter laat onvoldoende lucht
door t.g.v. vervuiling.
Zie ook:
5.2
"Het filter vervangen of reinigen", pagina 30
Indien u een storing vermoedt, zonder dat er een foutmelding
optreedt:
1. Ga aan de hand van de voorgaande paragrafen na, of het
probleem op eenvoudige wijze verholpen kan worden.
2. Probeer het probleem op te lossen aan de hand van onder-
staande tabel. Hiervoor is technische deskundigheid nood-
zakelijk.
W
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
Het gebouwbeheersysteem werkt
niet goed.
Het toestel staat nog in testmodus.
Het toestel heeft geen communica-
tie met het gebouwbeheersysteem.
Filter(s) zijn vervuild.
De ventilatorstanden staan niet
goed ingesteld.
Het kanaalwerk geeft teveel weer-
stand.
Een luchtklep werkt niet goed.
Het aangesloten ventilatietoestel
werkt niet goed.
S
TORINGEN
W
AT TE DOEN
Controleer het filter op vervuiling.
Reinig of vervang het indien nodig.
W
AT TE DOEN
Controleer het gebouwbeheersys-
teem.
Zet de TEST/BMS-knop op BMS.
• Controleer of het toestel niet nog
in de testmodus staat.
• Controleer het gebouwbeheersy-
steem.
• Controleer de bedrading.
Reinig of vervang filter(s).
Stel de ventilatorstanden goed in.
zie 2.9.4 Ventilatorstanden instellen
Los problemen in het kanaalwerk
op:
• te smalle kanalen
• te scherpe bochten
• blokkades
Controleer de klepwerking in de
verschillende modi.
Controleer de werking van de aan-
gesloten toestellen.
nl
nl-27
Advertenties
Inhoudsopgave
