4
. . Storingen
4.1
Eenvoudige problemen verhelpen
nl
P
ROBLEEM
Het toestel werkt niet.
Het toestel werkt anders dan ver-
wacht.
Het toestel verplaatst te weinig
lucht.
nl-26
Gevaar:
d
Handelingen in het inwendige van het toestel
mogen alleen uitgevoerd worden door hier-
voor technisch gekwalificeerd personeel.
Waarschuwing:
w
Vóór u begint: lees de veiligheidsaanwijzin-
gen.
Zie ook:
1.5
"Veiligheidsaanwijzingen", pagina 11
Als u een storing vermoedt, probeer dan eerst het probleem
te verhelpen aan de hand van onderstaande tabel. Hiervoor
hoeft u niet deskundig te zijn.
Als dit geen oplossing biedt, is er mogelijk een defect;
waarschuw dan de installateur.
W
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
Het toestel is niet ingeschakeld
Het toestel heeft geen voedings-
spanning.
Het toestel werkt in een andere
modus dan verwacht.
Een van de aanzuigsecties en/of de
aangesloten ventilatietoestellen
wordt geblokkeerd.
Zie ook:
2.8
"Het toestel aansluiten op de netvoeding", pagina 18
W
AT TE DOEN
Schakel het toestel in
Controleer de netvoeding:
• werkschakelaar;
• aanwezigheid van spanning.
Controleer de werking van de inge-
stelde modus. zie 2.9.3 werking
controleren.
Verwijder obstakels voor de aan-
zuig- en uitblaassectie.