4.2.2
Aansluiting van de signaalleidingen
LET OP
Ondeskundige spanningstoevoer
De voedingsspanning van 24 V/1A moet een zeer lage veiligheidsspanning met veilige
elektrische scheiding (SELV) zijn
Verbind de signaalleidingen alleen met apparaten, die eveneens over een veilige elektrische
scheiding tegen hun hulpenergie beschikken.
• De aansluitleidingen naar de relaisuitgangen, de digitale ingangen en de analoge uitgangen
moeten afgeschermd zijn.
• De analoge uitgangen zijn potentiaalvrij, maar hebben een gezamenlijke minuspool.
• Als maatregel ter onderdrukking van een vonkvorming via de relaiscontacten (b.v.
grenswaarderelais) moet u RC–elementen conform de volgende afbeelding aansluiten. Let
er hierbij op dat het RC–element een afvalvertraging van een inductieve component (b.v.
magneetventiel) veroorzaakt. Het RC-element moet daarom volgens de volgende vuistregel
bemeten zijn:
– R = R
– Voor het RC-element moet u een ongepoolde condensator gebruiken.
Afbeelding 4-1
Bij gebruik met gelijkstroom kan in plaats van het RC-element ook een blusdiode worden
ingebouwd.
Voor correct gebruik dient u bovendien op het volgende te letten:
• Verbind de behuizing van de analysator met de potentiaalvereffening
• Markeer alle intrinsiek beveiligde leidingen en installeer deze gescheiden van de niet
intrinsiek beveiligde leidingen. Let hierbij op de vereiste minimale afstanden!
• Sluit de signaalleidingen op de D-sub-stekers aan de achterzijde van het apparaat aan.
Gegevens over de interfaceleiding kunt u vinden in de ELAN-interfacebeschrijving (bestelnr.
C79000-B5200-C176 Duits, C79000-B5276-C176 Engels).
Beknopte bedieningshandleiding volgens EN 61010-1 en 60079-0
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2018, A5E45779144006-01
/2; C = 4L/R
,
2
L
L
waarbij voor R = 100 Ω en C = 200 nF voldoende zijn.
Maatregel voor het blussen van vonken aan een relaiscontact
24 V
R
C
Aansluiten
4.2 Elektrische aansluiting
25