AFSTELLEN
3-1 Afstelprocedure
1. Let op de volgende punten.
•
Een gevaarlijk deel van een machine mag zich niet verplaatsen tijdens het afstellen.
•
De optische oppervlakken van de zender en ontvanger moeten schoon zijn.
•
Er mogen zich geen het licht onderbrekende voorwerpen in de detectiezone van de F3S-B
bevinden.
2. Stel de torsiehoek van de zender af terwijl u daarbij de indicator op de ontvanger in de gaten houdt en
het punt bepaalt waarop de AAN-toestandsindicator (aan: groen) gaat branden en de
instabiliteitsindicator (UNSTAB: oranje) UIT gaat.
3. Stel de torsiehoek zo af dat de toestand voor het ontvangen van licht zo stabiel mogelijk wordt. Zet,
zodra de bovenstaande afstellingen zijn voltooid, alle beugels en montageschroeven vast; let er daarbij
op dat de optische-asafstelling van de F3S-B niet gewijzigd wordt. Het aanhaalmoment voor deze
schroeven staat in onderstaande tabel.
Types montagebeugel
Montagebeugels
(boven en onder)
Montagebeugels
(tussenliggend)
4. Indien er geen stabiele lichtontvangsttoestand wordt bereikt middels het verstellen van de hoek van de
zender, voer dan de volgende afstellingen uit.
Indien de instabiliteitsindicator niet UIT gaat, bevestig de zender dan tijdelijk bij de meest stabiele
toestand en verstel de hoek voor de ontvanger overeenkomstige de hierboven in stap 2
beschreven procedure.
5. Indien er geen stabiele lichtontvangsttoestand wordt bereikt middels het verstellen van de hoek van de
ontvanger, controleer dan of het montagevlak van de zender en het montagevlak van de ontvanger
parallel staan en controleer ook of de zender en ontvanger op dezelfde hoogte zijn gemonteerd.
3-2 Controlelijst
Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de installatie correct is verlopen.
1. q De machineconstructie vormt geen belemmering voor stop- en andere veiligheidsfuncties.
2. q Binnendringing in een gevaarlijk deel van de machine is niet mogelijk zonder eerst door de
detectiezone van de F3S-B te gaan.
3. q Beschermende constructie die het mogelijk maakt dat de F3S-B een operator kan detecteren
wanneer hij/zij in de gevaarlijke zone werkt.
4. q De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
5. q Er zijn geen reflecterende oppervlakken aangebracht in verboden zones.
Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de bedrading correct aangesloten is
alvorens de stroom in te schakelen.
1. q De voedingseenheid is alleen aangesloten op de F3S-B.
2. q De voedingseenheid is een 24-VDC-eenheid die voldoet aan de EMC-richtlijn,
Laagspanningrichtlijn en uitgangshoudspecificaties.
3. q De polariteit van de voedingsaansluiting is niet omgekeerd.
4. q De verlengingskabel van de zender is goed aangesloten op de zender en de verlengingskabel van
de ontvanger is goed aangesloten op de ontvanger.
5. q Er is dubbele isolatie of superisolatie toegepast tussen de uitgang en het potentiële gevaar
(commerciële voedingen, enz.), en tussen de relaisbewakingsingang en het potentiële gevaar.
6. q Er zijn geen uitgangen kortgesloten op de +24V leiding.
7. q Er zijn geen belastingen aangesloten op de +24V leiding.
8. q Er zijn geen leidingen aangesloten op een commerciële voeding.
Benaming en lengte (mm) schroef
M3 x 10
(tapschroef)
M4 x 10
M6 x 8
Sectie 3
Aanhaalmoment
0,54 N·m (5,5 kg·cm)
1,2 N·m (12,2 kg·cm)
4,3 N·m (43,9 kg·cm)
29