4.7.2
Productuitvoer
De uitvoerband (optioneel meegeleverd) moet zijn voorzien van sensor (B8) die het
midden van de uitvoerband bewaakt en sensor (B16) die het einde van de uitvoerband
bewaakt.
Wanneer een vork een product (A) op de
uitvoerband plaatst, wordt sensor B8
bedekt. Start de uitvoerband en
afvoerband (niet meegeleverd)
onmiddellijk. Stop de uitvoerband
wanneer het product (A) de
transportband volledig heeft verlaten. Dit
gebeurt wanneer sensor (B16) onbedekt
is nadat deze bedekt is geweest en
sensor B8 onbedekt is. Stop de
afvoerband niet voordat de uitvoerband
gestopt is.
Laat de uitvoerband continu draaien om
start/stop-cycli te voorkomen.
Haal het product (A) op tijd van de uitvoerband om ervoor te zorgen dat de machine
continu kan draaien. Zorg ervoor dat de instellingen voor de uitvoersnelheid en de
uitvoerversnelling correct zijn. Raadpleeg de overzichtstekening en het
Specificatiedocument voor de juiste instellingen.
4.8
Specificaties
4.8.1
Algemeen
Samen met de Overzichtstekening en het Specificatiedocument van de machine, geven
de specificaties in dit gedeelte richtlijnen voor het transport van producten.
4.8.2
Specificaties voor producttransport
Raadpleeg het Specificatidocument voor de productspecificaties die van toepassing zijn
op de relevante machineconfiguratie.
UM-Prorunner mk5-2.0-NL
Let op
Stop de machine als het product de uitvoerband aan het einde van het
uitvoervak niet heeft verlaten. Zorg ervoor dat de juiste instellingen en
sensorposities worden gebruikt.
Let op
Stop de machine als sensor B8 of B16 onverwachts wordt bedekt. Controleer
de afvoerband. Controleer of er geen producten terug in de machine gaan.
Beschrijving
A
B16
B8
31