Beelden opnemen (Automatische programmafunctie)
(Punt-AF)
1.0 m
3.0 m
7.0 m
(oneindige afstand)
• AF betekent Auto Focus (automatische scherpstelling).
• Ongeacht welke functie wordt ingesteld, zal door het aanraken van het scherm op het aangeraakte punt
worden scherpgesteld (pagina 26).
• Als u de [Digitale zoom] of [AF-verlicht.] gebruikt, is het AF-bereikzoekerframe uitgeschakeld en wordt
met een stippellijn afgebeeld. In dit geval zal de camera scherpstellen op de onderwerpen rondom het
midden van het scherm.
• U kunt de scherpstellingsmethode alleen selecteren wanneer [Gezichtsherkenning] is ingesteld op [Na
aanraken].
• U kunt alleen [Multi-AF], [1.0 m], [3.0 m], [7.0 m] of [
beelden.
• De afstandsinstelling van de scherpstelling-voorkeuze bevat een foutmarge en deze foutmarge wordt
groter wanneer de zoomknop naar de T-kant wordt gehouden of de lens omhoog of omlaag wordt
gekanteld.
46
Hiermee wordt automatisch scherpgesteld op een extreem
klein onderwerp of een smal gebied.
• Door tezamen met de AF-vergrendelingsfunctie te gebruiken,
kunt u het beeld naar wens samenstellen. Houd de camera stil
zodat het onderwerp niet uit het AF-bereikzoekerframe raakt.
Hiermee wordt scherpgesteld op het onderwerp met behulp
van een vooraf ingestelde afstand tot het onderwerp.
(Scherpstelling-voorkeuze)
• Wanneer u een onderwerp door een net of door een ruit
opneemt, is het moeilijk om scherp te stellen in de
automatische-scherpstellingsfunctie. In dergelijke gevallen is
het handig de scherpstelling-voorkeuze te gebruiken.
] instellen voor het opnemen van bewegende
AF-bereikzoekerframe