Inhoudsopgave
Advertenties
4.2.1. Inbedrijfstellingsinstructions Algemeen
•
Zorg ervoor dat de Autosampler III is afgestemd op de juiste producten.
•
Om de veilige werking van de Autosampler III te waarborgen, moeten de beveiligingsinrichting, zoals
sloten op de afdekpanelen en de noodstop, worden gecontroleerd.
•
De vaste afschermingen zoals ramen en panelen moeten voor inbedrijfstelling deugdelijk gemonteerd
of geïnstalleerd zijn.
4.2.2. Inbedrijfstellingsinstructions Elektrische onderdelen
Waarschuwing
Gevaarlijke elektrische spanning
•
De veiligheidsinrichtingen, barcodescanners, camera en bedieningspaneel dienen onbeschadigd en
schoon te zijn.
•
De barcodescanners en controlecamera moeten op de juiste hoogte ingesteld worden..
•
Houd er bij het starten van de Autosampler III rekening mee dat bepaalde elektrische componenten in
beweging kunnen komen.
4.2.3. Instructies inbedrijfstelling pneumatische onderdelen
•
De ventielen van de persluchtunit moeten geopend worden.
•
De persluchtverzorgingsunit moet op de juiste druk worden
afgesteld, zoals aangegeven in de technische specificatie: 7 bar.
•
Merk op dat de nominale werkdruk 7 bar is. Een hogere
werkdruk heeft een negatieve invloed op de levensduur van de
pneumatische componenten.
•
De waterscheider moet leeg zijn.
•
Houd er bij het starten van de Autosampler III rekening mee dat
bepaalde pneumatische componenten in beweging kunnen komen.
5. Machinefuncties
In de hoofdstukken 6 tot en met 10 wordt beschreven hoe u de Autosampler III bedient.
Dit hoofdstuk geeft de gebruiker informatie over de functies van de machine om voorafgaand aan het gebruik
vertrouwd te raken met de subsystemen. Het is belangrijk dat de gebruiker zich vertrouwd maakt met deze
instructies alvorens de Autosampler III te gebruiken.
5.1. Werkstroom
De Autosampler III heeft verschillende bedrijfsmodi die kunnen worden gestart vanuit de HMI-interface. De
bemonsterings- en manipulatieprocedure kan verschillen naargelang van de bedrijfsmodus, zoals bemonstering
zonder toevoeging van reagentia en/of schudden. De machine kan ook gewoon manipulatietaken uitvoeren,
reagentia toevoegen en schudden, zonder bemonstering. De dagelijkse ATP-validatieroutine wordt op dezelfde
manier uitgevoerd, maar heeft een (softwarematige) monsternamebeperking.
5.2. Laadsysteem
De gebruiker laad het systeem met microtiterplaten op de ontstapelaar De ontstapelaar heeft een capaciteit
tot maximaal 40 platen. Om de platen in het systeem te beschermen tegen invloeden van buitenaf, dient de
gebruiker de afsluitplaat bovenop de stapel te plaatsen. Deze afsluitplaat kan niet ingevoerd worden in de
machine en functioneert eveneens als afsluitmechanisme van de ontstapelaar. De afsluitplaat heeft aan de
zijkanten een rand waardoor deze groter is dan het invoergat.
www.hygiena.com
Perslucht in geopende toestand
16
Advertenties
Inhoudsopgave
