8
Bediening
8.6
Machine heffen/neerlaten
Van de transportstand in de wendakkerstand
De tuimelschakelaar (2) in de stand "boven" zetten.
Het besturingsapparaat (2-) bedienen tot beide maaiwerken in de wendakkerstand zijn
neergelaten.
Wendakkerstanden
ü De maaiwerken bevinden zich in wendakkerstand.
De tuimelschakelaar (2) in de stand "onder" zetten.
Beide maaiwerken gelijktijdig van wendakker- in werkstand neerlaten
De tuimelschakelaar (3) in de stand "midden" zetten.
Het besturingsapparaat (2-) bedienen tot beide maaiwerken in de werkstand zijn
neergelaten.
Om te maaien, het besturingsapparaat (2-) in de zweefstand brengen.
Beide maaiwerken gelijktijdig van werk- in wendakkerstand optillen
De tuimelschakelaar (3) in de stand "midden" zetten.
Het besturingsapparaat (2+) bedienen tot beide maaiwerken in de wendakkerstand zijn
opgetild.
Rechter maaiwerk van wendakkerstand in de werkstand brengen
De tuimelschakelaar (3) in de stand "links" zetten.
Het besturingsapparaat (2-) bedienen tot het rechter maaiwerk in de werkstand is
neergelaten.
Om te maaien, het besturingsapparaat (2-) in de zweefstand brengen.
Rechter maaiwerk van werkstand in de wendakkerstand brengen
De tuimelschakelaar (3) in de stand "links" zetten.
Het besturingsapparaat (2+) bedienen tot het rechter maaiwerk in de wendakkerstand is
opgetild.
Linker maaiwerk van wendakkerstand in de werkstand brengen
De tuimelschakelaar (3) in de stand "links" zetten.
Het besturingsapparaat (1-) bedienen tot het linker maaiwerk in de werkstand is
neergelaten.
Om te maaien, het besturingsapparaat (1-) in de zweefstand brengen.
Linker maaiwerk van werkstand in de wendakkerstand brengen
De tuimelschakelaar (3) in de stand "links" zetten.
Het besturingsapparaat (1+) bedienen tot het linker maaiwerk in de wendakkerstand is
opgetild.
Wendakkerstanden
ü De maaiwerken bevinden zich in wendakkerstand.
De tuimelschakelaar (2) in de stand "onder" zetten.
Beide maaiwerken gelijktijdig van wendakker- in werkstand neerlaten
De tuimelschakelaar (3) in de stand "midden" zetten.
Het besturingsapparaat (1-)in de zweefstand brengen tot beide maaiwerken in de werkstand
zijn neergelaten.
Om te maaien, het besturingsapparaat (1-) in de zweefstand brengen.
66
EasyCut B 870
Originele handleiding 150001332_02_nl