4 Bediening
4.2.2 Systeemdruk controleren
1
2
Afb. 4.3 Waterdruk van de CV–installatie controleren
• Controleer bij de inbedrijfstelling de waterdruk van het
systeem. Hiervoor drukt u op de toets "–" (2).
Gedurende ca. 5 sec. wordt in plaats van de actuele
aanvoertemperatuur de systeemdruk weergegeven.
Voor een goede werking van de CV–installatie moet bij
een koude installatie de waterdruk tussen 2,3 en 2,5 bar
liggen. Als de druk lager is, moet vóór de inbedrijfstel-
ling water bijgevuld worden (zie hoofdstuk 4.9.4).
h
Aanwijzing
Wanneer het toestel in bedrijf is, kunt u de
nauwkeurige drukwaarde op het display laten
zien. Activeer de drukaanduiding door het in-
drukken van de toets "–" (2). Na 5 sec. wordt
op het display weer de CV–aanvoertemperatuur
weergegeven. U kunt ook permanent omschake-
len tussen temperatuur– of drukaanduiding in
het display door de toets "–" ca. 5 seconden in-
gedrukt te houden.
Aanwijzing
Om de werking van de installatie met een te
kleine hoeveelheid water te voorkomen en om te
voorkomen dat daardoor schade ontstaat, be-
schikt het toestel over een waterdruksensor.
Deze signaleert bij onderschrijding van 0,6 bar
het druktekort als op het display de drukwaarde
knipperend wordt weergegeven.
Als de waarde beneden een druk van 0,3 bar
komt, verschijnt de storingsmelding F.22
(watergebrek) en de brander wordt geblokkeerd.
Bij 0 bar of overschrijding van 4,5 bar (= voeler
defect) wordt het noodloopprogramma geacti-
veerd. Het vermogen en de maximaal mogelijke
aanvoertemperatuur worden begrensd. De sta-
tus 40 wordt afwisselend met F.22 (waterge-
brek) aangegeven. Laat in dit geval het systeem
weer vullen door uw installateur.
8
Als de CV–installatie zich over meerdere etages uitstrekt,
kan een hogere waterdruk van de installatie nodig zijn.
Vraag hiervoor raad uw installateur.
4.3
Inbedrijfstelling
2
Afb. 4.4 Toestel inschakelen
• Met de aan/uit–schakelaar (1) kunt u het toestel in– en
uitschakelen.
1:
"AAN"
0:
"UIT"
Als u het toestel inschakelt, verschijnt op het display (2)
de actuele CV–aanvoertemperatuur.
Lees voor de instelling van het toestel volgens uw be-
hoeften de hoofdstukken 4.4 en 4.5, waarin de instelmo-
gelijkheden voor de warmwaterbereiding en de CV–func-
tie worden beschreven.
a
Attentie!
Gevaar voor beschadiging!
Vorstbeveiligings– en controlevoorzieningen zijn
alleen actief als de aan/uit–schakelaar van het
toestel op stand "I" staat en het toestel niet
van het elektriciteitsnet is gescheiden.
Om ervoor te zorgen dat de beveiligingen actief blijven,
moet u uw toestel met de thermostaat in– en uitschake-
len (informatie daarover vindt u in de betreffende ge-
bruiksaanwijzing).
Hoe u uw toestel helemaal buiten werking kunt zetten,
leest u in hoofdstuk 4.6.
h
Aanwijzing
Direct na het inschakelen verschijnt op het dis-
play de weergave "Functiemenu" Het functie-
menu stelt de installateur in staat de functie-
controle van afzonderlijke actoren uit te voeren
(zie hoofdstuk). Na een wachttijd van ca. 5 sec.
of indrukken van de toets "–" schakelt de toe-
stelelektronica naar de normale modus.
Gebruiksaanwijzing ThermoSystem 0020068154_00
1