Montage
Invoerapparaat CUW-3 (3)
De houder voor het invoerapparaat moet worden gemonteerd
op een locatie waar de gebruiker gemakkelijk bij kan. Let er
echter wel op dat u de houder zo monteert dat het voertuig
probleemloos kan worden bestuurd. Zorg er ook voor dat de
kabel op de radio-eenheid kan worden aangesloten. U kunt de
houder voor het invoerapparaat het beste horizontaal monteren
op het gedeelte tussen de voorstoelen.
Luidspreker SP-2 (4)
Voor een goed akoestisch geluid moet u de luidspreker zo
monteren dat deze naar de gebruiker toe gericht is. Het wordt
aangeraden de luidspreker op ten minste één meter afstand van
de microfoon te monteren zodat u geen echo hoort. De
luidsprekeruitvoer van de autotelefoon is vrij van gelijkstroom.
Microfoon HFM-8 (5)
De overdrachtskwaliteit kan afnemen bij gebruik van een
x
andere microfoon dan de microfoon die bij de autotelefoon
wordt meegeleverd (HFM-8).
Monteer de handenvrije microfoon op ongeveer 30 cm afstand
van het hoofd van de gebruiker en zorg dat de microfoon naar
de mond van de gebruiker is gericht. Uit ervaring blijkt dat u de
microfoon het beste bij de achteruitkijkspiegel of links van de
zonneklep kunt bevestigen. Zorg ervoor dat de microfoon de
besturing en werking van het voertuig niet hindert. Het wordt
aangeraden de microfoon op ten minste één meter afstand van
de luidspreker te monteren zodat u geen echo hoort.
62
©
Copyright
2004 Nokia. All rights reserved.
Bevestig de microfoon met het meegeleverde dubbelzijdige
plakband om te voorkomen dat geluid van de carrosserie binnen
in de auto te horen is. Zorg ervoor dat de microfoon niet in de
luchtstroom van de ventilatoren komt te zitten. Leg de
microfoonkabel niet in het verwarmings-, ventilatie- of
aircosysteem.
Als de radio-uit-kabel is aangesloten, wordt de autoradio
automatisch uitgeschakeld wanneer u wordt gebeld en
opneemt of wanneer u iemand belt en verbinding krijgt, en
wordt overgeschakeld naar de luidspreker van de autotelefoon.
Systeemkabel PCU-4 (6)
Met de systeemkabel sluit u de autotelefoon aan op de
elektronische bedrading van de auto. Zie het
bedradingsdiagram voor de juiste aansluitingen.
x
Zorg ervoor dat u de kabels zo ver mogelijk van de
elektronische systemen in de auto aanbrengt om
elektromagnetische storing te voorkomen.
Zorg er ook voor dat de kabels niet blootstaan aan
mechanische druk. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan als de
kabels onder stoelen of tegen scherpe randen worden
bevestigd).