Eerste uitgave • Tweede druk
Machinefuncties testen
24 Druk de voetschakelaar in.
25 Activeer elke joystick of tuimelschakelaar voor
machinefuncties.
Resultaat: Alle arm- en platformfuncties dienen
een volledige cyclus te doorlopen.
Test de stuurinrichting
26 Druk de voetschakelaar in.
27 Druk de duimschakelaar op de rij-joystick in de
richting aangegeven door de blauwe driehoek op
het bedieningspaneel OF beweeg de joystick
langzaam in de richting aangegeven door de
blauwe driehoek.
Resultaat: De stuurwielen of sturende
rupsbanden dienen in de richting te draaien
waarin de blauwe driehoeken op het rijchassis
wijzen.
28 Druk de duimschakelaar in de richting
aangegeven door de gele driehoek op het
bedieningspaneel OF verplaats de rij-joystick
langzaam in de richting aangegeven door de
gele driehoek.
Resultaat: De stuurwielen of sturende
rupsbanden dienen in de richting te draaien
waarin de gele driehoeken op het rijchassis
wijzen.
Onderdeelnr. 1306266DUGT
Test het rijden en de remmen
29 Druk de voetschakelaar in.
30 Verplaats de rij-joystick langzaam in de richting
die wordt aangegeven door de blauwe pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet de joystick vervolgens weer in de middelste
stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de blauwe pijl op het
rijchassis wijst en vervolgens abrupt te stoppen.
31 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
verplaats de joystick vervolgens weer naar de
middelste stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de gele pijl op het rijchassis
wijst en vervolgens abrupt te stoppen.
Opmerking: De remmen moeten in staat zijn de
machine tegen te houden op elke helling die door de
machine kan worden genomen.
De pendelas testen
32 Start de motor met de platformbediening.
33 Rijd het sturende wiel rechts op een blok van
6 in/15 cm of een trottoirband.
Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig
contact houden met de grond.
34 Rijd het sturende wiel links op een blok van
6 in/15 cm of een trottoirband.
Resultaat: De drie overige wielen moeten stevig
contact houden met de grond.
35 Rijd beide sturende wielen op een blok van
6 in/15 cm of een trottoirband.
Resultaat: De achterwielen moeten stevig
contact houden met de grond.
S
-80 J • S
-80 J TraX
®
®
™
Bedieningshandleiding
Inspecties
37