Gebruikershandleiding
Wizard faxinstelling
U kunt het menu vinden op het onderstaande bedieningspaneel:
Instel. > Faxinstellingen > Wizard faxinstelling
Selecteer Wizard faxinstelling om basisinstellingen voor faxen te openen. Volg de instructies op het scherm.
Gerelateerde informatie
&
"De printer klaarmaken voor het verzenden en ontvangen van faxen (met gebruik van Wizard faxinstelling)" op
pagina 69
Menu Basisinstellingen
U kunt het menu vinden op het onderstaande bedieningspaneel:
Instel. > Faxinstellingen > Basisinstellingen
Item
Faxsnelheid
ECM
Kiestoondetectie
Kiesmodus
Lijntype
Koptekst
Ontvangstmodus
Faxinstellingen
Beschrijving
Selecteer de verzendsnelheid van de fax. We raden aan om Langz.(9.600 b/s) te selecteren als
er regelmatig een communicatiefout optreedt, wanneer u berichten zendt/ontvangt naar/
vanuit het buitenland, of wanneer u een IP-service (VoIP) gebruikt.
Corrigeert automatisch de fouten in faxen (modus Foutcorrectie), meestal veroorzaakt door
storingen op de telefoonlijn. Als deze functie uitgeschakeld is, kunt u geen kleurendocumenten
zenden en ontvangen.
Detecteert een kiestoon alvorens het nummer te bellen. Als de printer aangesloten is op een
PBX (privé-centrale) of digitale telefoonlijn, kan de printer mogelijk geen nummer vormen.
Wijzig in dat geval het Lijntype naar PBX. Als dit niet helpt, schakelt u de functie uit. N.B. Als u
deze functie uitschakelt, wordt het eerste cijfer van het faxnummer mogelijk overgeslagen
waardoor het bericht naar een foutief nummer wordt verzonden.
Selecteer het telefoonsysteemtype waarop u de printer hebt aangesloten. Als deze ingesteld is
op Puls, kunt u de kiesmodus tijdelijk wijzigen van pulse naar toon door op ("T" wordt
ingevoerd) te drukken terwijl u de cijfers op het scherm invoert. Deze instelling wordt mogelijk
niet weergegeven, afhankelijk van uw regio en land.
Selecteer het telefoonlijntype waarop u de printer hebt aangesloten.
Als u de printer gebruikt in een omgeving met losse toestellen en een externe toegangscode,
zoals een 0 of 9 voor een buitenlijn, selecteer dan PBX en registreer de toegangscode. Nadat u
de toegangscode hebt geregistreerd, voert u een hekje (#) in plaats van de toegangscode in bij
het verzenden van een fax naar een extern faxnummer. Voor omgevingen met een DSL-modem
of terminaladapter raden wij tevens aan om PBX te gebruiken als instelling.
U kunt geen faxberichten verzenden naar ontvangers in Contacten waarvoor een externe
toegangscode is ingesteld, zoals 0 of 9. Als u in Contacten ontvangers hebt toegevoegd met
een externe toegangscode, zoals 0 of 9, stelt u de toegangscode in op Niet gebr.. Anders moet
u de code voor # in Contacten wijzigen.
Voer de naam en het faxnummer van de afzender in. Deze gegevens verschijnen als koptekst op
uitgaande berichten.
❏ Uw telefoonnummer: U kunt tot 20 tekens invoeren met 0–9 + of spatie.
❏ Koptekst fax: U kunt tot 21 verzendnamen registreren. U kunt tot 40 tekens registreren voor
elke verzendnaam.
Selecteer de ontvangstmodus. Zie de onderstaande gerelateerde informatie voor meer details.
76