Gebruikershandleiding
7. Op het DRD-instelling scherm configureert u de volgende instellingen.
❏ Als u zich bij uw telecomprovider hebt ingeschreven op een dienst met specifieke beltonen, selecteert u
Instellingen en selecteert u de beltoon voor inkomende faxen.
- Als u Alles selecteert, gaat u verder naar stap 8.
- Als u een andere instelling selecteert, wordt Ontvangstmodus automatisch ingesteld op Auto. Ga naar
stap 10.
❏ Als u deze optie niet hoeft in te stellen, selecteert u Overslaan en gaat u verder naar stap 8.
Opmerking:
❏ Specifieke beltoondiensten, die door veel telecombedrijven worden aangeboden (dienstnaam verschilt per bedrijf),
bieden de mogelijkheid om meerdere telefoonnummers op één lijn te hebben. Elk nummer krijgt dan een specifieke
beltoon toegewezen. U kunt dan een nummer gebruiken voor telefoongesprekken en een ander nummer voor faxen.
Selecteer de beltoon voor faxen in DRD.
❏ Afhankelijk van de regio worden Aan en Uit weergegeven als de opties DRD. Selecteer Aan om specifieke beltonen
te gebruiken.
8. Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u een telefoontoestel gebruikt dat op de printer
aangesloten is.
❏ Wanneer verbinding bestaat, selecteert u Ja en gaat u naar de volgende stap.
❏ Wanneer geen verbinding bestaat, selecteert u Nee en gaat u verder naar stap 10. Ontvangstmodus is
ingesteld op Auto.
9. Op het scherm Inst.ontvangstmodus selecteert u of u faxberichten automatisch wenst te ontvangen.
❏ Wanneer u automatisch wilt ontvangen, selecteert u Ja. Ontvangstmodus is ingesteld op Auto.
❏ Wanneer u handmatig wilt ontvangen, selecteert u Nee. Ontvangstmodus is ingesteld op Handmatig.
10. Controleer de instellingen die op het bevestigingsscherm worden weergegeven en selecteer vervolgens
Doorgaan.
Druk op de knop
als u instellingen wilt corrigeren of wijzigen.
11. Selecteer op het scherm Fax-aansl. controleren Controle starten om de faxverbindingscontrole uit te voeren.
Wanneer u via een bericht op het scherm wordt gevraagd om het controleresultaat af te drukken, selecteert u
Afdrukken.
Een rapport met de resultaten van de verbindingscontrole wordt afgedrukt.
Opmerking:
❏ Als er fouten gemeld worden, volg dan de instructies op het rapport om ze te corrigeren.
❏ Indien het scherm Lijntype kiezen weergegeven wordt, selecteer dan het lijntype.
- Als u de printer aansluit op een PBX-telefoonsysteem of terminaladapter selecteert u PBX.
- Als u de printer aansluit op een standaard telefoonlijn, selecteert u PSTN. Wanneer het bericht om de
kiestoondetectie uit te schakelen op het scherm wordt weergegeven, drukt u op de knop OK. Kiestoondetectie
uitschakelen kan er wel voor zorgen dat het eerste cijfer van een faxnummer mogelijk wordt overgeslagen waardoor
het bericht naar een foutief nummer wordt verzonden.
Gerelateerde informatie
&
"De printer aansluiten op een telefoonlijn" op pagina 66
&
"De instelling Ontvangstmodus" op pagina 71
&
"Instellingen configureren om een antwoordapparaat te gebruiken" op pagina 73
Faxinstellingen
70