5 Parameters instellen
5.2
Meetmodus selecteren
De meetmodus kan worden geselecteerd uit "Standaard 1", "Standaard 2" en
"Piekdetectie".
1
Druk op de [F2]-toets.
»
De meetmodus kan worden ingesteld.
2
Druk op de [F1]-toets of [F3] -toets om de meetmodus in te stellen.
»
Telkens wanneer de toets wordt ingedrukt, wordt in volgorde van meetmodus gewisseld.
3
Druk op de [F2]-toets.
»
Instellingen zijn bevestigd; verschuift naar het volgende parameteritem.
(Ga naar
Tips
Standaard (1, 2) en piekdetectie hebben verschillende functietoewijzingen wanneer de
respectievelijke toets ([F1]-toets, [F2]-toets, [F3]-toets) kort wordt ingedrukt.
Meetmethode
Standaard 1
(aanpasbaar)
Standaard 2
(niet aanpasbaar)
Piekdetectie
(niet aanpasbaar)
1
2
F2
Standaard 1
"5.3 Eenheidssysteem selecteren" op pagina 41.)
[F1]-toets
(Oorspronkelijke instellingen: "N.V.T.", "Nulinstelling",
Schakelen
tussen eenheden
Schakelen tussen
weergaven voor
piekdetectie
(Kort indrukken) /
F3
F1
Standaard 2
Piekdetectie
[F2]-toets
Aanpasbaar
"Data vasthouden")
Nulpuntinstelling Gegevensbewaring
Start van
piekdetectie
40
(Lang indrukken)
3
F2
Ga naar het
volgende
item
[F3]-toets
Gegevensbewaring
Nr. 99MAH057N