Systeeminstellingen
Druk vanuit het hoofdmenu op
lingen > Systeem.
Expeditiemodus: Hiermee kunt u instellingen voor de expeditiemodus aanpassen. De optie Auto schakelt
de expeditiemodus automatisch in na twee minuten inactiviteit. Met de optie Handmatig kunt u de
expeditiemodus inschakelen via het menu Power
bepaalt hoe vaak GPS-spoorpunten worden geregistreerd.
Satelliet: Hiermee kunt u het satellietsysteem wijzigen. Met de optie Alleen GPS schakelt u het GPS-
satellietsysteem in. Met de optie Multi-GNSS schakelt u meerdere GNSS-systemen (Global Navigation
Satellite Systems) in. Met de optie Demomodus wordt GPS uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u meerdere GNSS-systemen gebruikt, krijgt u betere prestaties in moeilijke omgevingen
en kunt u sneller uw positie bepalen dan met alleen GPS. Als u meerdere GNSS-systemen gebruikt, kan de
levensduur van de batterij sneller afnemen dan alleen met GPS.
Scherm: Hiermee kunt u de helderheid van de schermverlichting aanpassen en instellen na hoeveel tijd de
schermverlichting uitgaat.
Taal voor tekst: Hiermee kunt u de taal selecteren voor de tekst die op het navigatietoestel wordt weergegeven.
OPMERKING: Als u de teksttaal wijzigt, blijft de taal van door de gebruiker ingevoerde gegevens of
kaartgegevens ongewijzigd.
Waypoints: Hiermee kunt u het automatische naamtype voor waypoints wijzigen en een aangepast voorvoegsel
voor automatisch benoemde waypoints invoeren.
Menu's: Hiermee kunt u het hoofdmenu aanpassen
(De overzichtslijst aanpassen,
AA-batterijtype: Hiermee kunt u selecteren welk type AA-batterijen u gebruikt
pagina 3).
Eenheden: Hiermee stelt u de eenheden voor het navigatietoestel in.
Tijd: Hiermee stelt u de tijdnotatie en tijdzone in
Kompas: Hiermee kunt u de instellingen voor de kompaskoers aanpassen
Pos.weerg: Hiermee stelt u de opties voor geografisch positieformaat en kaartdatum in
positieformaat,
pagina 20).
Koersovergang: Hiermee stelt u in hoe het navigatietoestel routes bepaalt van het ene punt op de route naar
het volgende. De optie Auto leidt u automatisch naar het volgende punt op de route, de optie Afstand leidt u
naar het volgende punt op de route wanneer u zich binnen een bepaalde afstand van uw huidige punt bevindt,
en met de optie Handmatig kunt u het volgende punt op de route selecteren
pagina 13).
Koersw.afstand: Hiermee stelt u de afstand tussen routepunten in wanneer de navigator naar het volgende punt
op de route moet gaan, wanneer Afstand is geselecteerd voor de Koersovergang instellingen.
USB-modus: Hiermee kunt u het MTP (media transfer protocol) of de Garmin
als er verbinding is met een computer.
Reset: Hiermee kunt u gebruikersgegevens en -instellingen opnieuw instellen
herstellen,
pagina 20).
Tijdinstellingen
Druk vanuit het hoofdmenu op
lingen > Systeem > Tijd.
Tijdweergave: Hiermee stelt u de 12- of 24-uursklok in.
Tijdzone: Hiermee stelt u de tijdzone voor het toestel in. De optie Automatisch stelt de tijdzone automatisch in
op basis van uw GPS-positie.
Zomertijd: Hiermee kunt u zomertijd instellen op het toestel.
Het toestel aanpassen
of
om door de apps op het navigatietoestel te bladeren. Selecteer Instel
(Expeditiemodus inschakelen,
(Het hoofdmenu aanpassen,
pagina 4).
(Tijdinstellingen,
of
om door de apps op het navigatietoestel te bladeren. Selecteer Instel
pagina 3). De optie Interval
pagina 17) en de overzichtslijst
(Het batterijtype selecteren,
pagina 19).
(Kompasinstellingen,
(Instellingen voor
(Het actieve routepunt wijzigen,
®
modus inschakelen op het toestel
(Gegevens en instellingen
pagina 20).
19