Instelling voor meerdere beeldschermen
U kunt met elk van de invoersignalen een beeld op meerdere monitoren weergeven.
[Voorbeeld met V MONITOR 5, H MONITOR 5 (zie pagina 21)]
1. Raak de toets MENU/EXIT (Menu/Afsluiten) aan om het OSD-menu weer te geven.
2. Raak de toets LEFT/RIGHT (Links/Rechts) aan om MULTI DISPLAY (Meerdere beeldschermen) te selecteren.
3. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om H MONITOR te selecteren. Raak de toets LEFT/RIGHT (Links/Rechts)
aan om H MONITOR 5 te selecteren.
4. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om V MONITOR te selecteren. Raak de toets LEFT/RIGHT (Links/Rechts)
aan om V MONITOR 5 te selecteren.
5. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om MONITOR NO. (Monitornummer) te selecteren en stel vervolgens het
nummer afzonderlijk in.
De monitor linksonder moet monitor 1 zijn (de hoofdmonitor).
Als u een monitornummer voor een monitor instelt, installeer de monitor dan op dezelfde plaats als waar het nummer van de
voorbeeldinstallatie zwart wordt weergegeven.
6. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om TILE MATRIX ENABLE (Tegelmatrix inschakelen) te selecteren en stel
deze optie vervolgens in op ON (Aan).
Stel alle aangesloten monitoren afzonderlijk in door bovenstaande procedure van 1 tot 6 te herhalen.
21 22 23 24 25
16 17 18 19 20
11 12 13 14 15
6 7 8 9 10
1 2 3 4 5
Nederlands-31