ControlSync
ControlSync werkt doordat alle aangesloten submonitoren tegelijk vanaf de hoofdmonitor worden bediend, maar ook doordat
de doelmonitor vanaf de hoofdmonitor wordt bediend door de functie INDIVIDUAL ADJUST (Individuele aanpassing) in te
schakelen (zie pagina 22).
Alle aangesloten submonitoren bedienen (gesynchroniseerde bediening):
1. Sluit de hoofdmonitor met een submonitor via een ControlSync-kabel (ø 2,5) aan op ControlSync "IN/OUT".
2. Volg de stappen in "DATA COPY". Wanneer de instelling van de hoofdmonitor is aangepast, wordt deze automatisch
gekopieerd en naar de aangesloten submonitor(en) gestuurd.
3. Er kunnen maximaal 24 monitoren via ControlSync in serie worden aangesloten.
OPMERKING: sluit de hoofdmonitor via ControlSync aan op de "OUT"-connector.
Het ControlSync-pictogram verschijnt in de linkerbovenhoek van het OSD-menu van
de submonitor.
Sluit "IN-IN" of "OUT-OUT" niet aan.
Sluit de connectoren niet in een lus aan.
Wanneer de monitoren zijn aangesloten, schakelt u de hoofdmonitor in en uit om te
controleren of ControlSync naar behoren werkt.
Als monitoren met DisplayPort-kabels zijn aangesloten, zorg er dan voor dat de monitor die op een computer is
aangesloten de hoofdmonitor is.
Hoofdmonitor
Ingang (grijs)
Een doelmonitor bedienen (Individuele aanpassing)
1. Raak de toets MENU/EXIT (Menu/Afsluiten) aan om het OSD-menu op de hoofdmonitor weer te geven.
2. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om TARGET MONITOR NO. (Nummer van doelmonitor) te selecteren en
stel vervolgens het submonitornummer in.
Als u de toets INPUT/SELECT (Invoer/Selecteren) aanraakt, wordt op elke submonitor het corresponderende
monitornummer weergegeven.
Op de afbeelding met het installatievoorbeeld onder het OSD-menu wordt de hoofdmonitor in het zwart weergegeven en de
secundaire monitor in het geel.
3. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om INDIVIDUAL ADJUST (Individuele aanpassing) te selecteren en stel
deze optie vervolgens in op ON (Aan).
U bedient het OSD-menu met de bedieningsknoppen van de hoofdmonitor.
OPMERKING: u kunt INDIVIDUAL ADJUST (Individuele aanpassing) uitschakelen door de toetsen SELECT (Selecteren) en
EXIT (Afsluiten) tegelijk aan te raken.
Submonitor 1
Uitgang (zwart)
IN (Ingang)
(zwart)
(grijs)
ControlSync-kabel
Nederlands-11
Submonitor 2
OUT (Uitgang)
IN (Ingang) OUT (Uitgang)
(zwart)
(grijs)
ControlSync-kabel
ControlSync-
pictogram
Maximaal
24 submonitoren
Volgende monitor