VERHELPEN VAN PROBLEMEN
7
Betreffende de beveiligingsschakeling
Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingsschakeling
die de versterkercircuits en luidsprekers beschermt tegen
beschadiging.
Wanneer een beveiligingsschakeling wordt geactiveerd, wordt
de geluidsweergave onmiddellijk onderbroken. "PROTECT"
knippert dan op het display terwijl ook de OPERATE indicator
gaat knipperen.
Schakel het apparaat uit en na minstens 1 minuut weer in om
de beveiligingsschakeling te deactiveren.
¶
Na het inschakelen van de spanning
De beveiligingsschakeling treedt in werking en dempt het
geluid gedurende ongeveer 8 seconden na het inschakelen
van de spanning om de versterkercircuits te laten stabiliseren.
Eens de versterkercircuits zijn gestabiliseerd, wordt de
beveiligingsschakeling ontkoppeld en is geluidsweergave
mogelijk.
¶
Bij overstroom
De beveiligingsschakeling treedt in werking wanneer de
stroomsterkte een bepaalde drempelwaarde overschrijdt,
bijvoorbeeld wanneer overstroomsignalen naar de versterker
worden gestuurd of wanneer het apparaat is aangesloten
op een luidsprekersysteem met een impedantie van minder
dan 4Ω. De beveiliging wordt ook geactiveerd wanneer een
luidsprekerkabel wordt kortgesloten.
"PROTECT" knippert dan op het display en het volume wordt
automatisch verlaagd. Na ongeveer 8 seconden wordt de
beveiligingsschakeling ontkoppeld. Het volume moet worden
geregeld voor normaal gebruik.
Indien de overstroom aanhoudt, schakelt de versterker zichzelf
UIT en knippert de OPERATE-indicator.
Schakel het apparaat uit en na minstens 1 minuut weer in om
de beveiligingsschakeling te deactiveren.
¶
Bij overdreven ultrabass-ingangssignalen
De beveiligingsschakeling treedt ook in werking bij ultrabass-
ingangssignalen. De OPERATE-indicator knippert dan en het
volume wordt automatisch verlaagd. Na ongeveer 8 seconden
wordt de beveiligingsschakeling ontkoppeld. Het volume moet
worden geregeld voor normaal gebruik. Wanneer overdreven
ultrabass-ingangssignalen aanhouden of DC-spanning wordt
gedetecteerd door een defect aan de versterker, schakelt de
versterker zichzelf UIT en knippert de OPERATE-indicator.
Schakel het apparaat uit en na minstens 1 minuut weer in om
de beveiligingsschakeling te deactiveren.
¶
Bij oververhitting van de hoofdversterker
De beveiligingsschakeling wordt geactiveerd wanneer de
temperatuur van het hoofdversterkergedeelte boven een
bepaalde waarde stijgt doordat hij langdurig heeft gewerkt
met overdreven ingangssignalen. De beveiligingsschakeling
wordt ook geactiveerd wanneer de voorgeschreven
bedrijfstemperatuur wordt overschreden, bijvoorbeeld
wanneer de ventilatiegleuven bovenaan zijn afgedekt of de
26
NEDERLANDS
versterker in een te nauw bemeten audio rack is geïnstalleerd.
De OPERATE-indicator knippert dan en het volume wordt
automatisch verlaagd. Na ongeveer 8 seconden wordt de
beveiligingsschakeling ontkoppeld. Het volume moet worden
geregeld voor normaal gebruik.
Indien de temperatuur na een bepaalde tijd na het activeren van
de beveiliging onvoldoende is gedaald, schakelt de versterker
zichzelf UIT en knippert de OPERATE-indicator.
Schakel het apparaat uit om de beveiligingsschakeling te
deactiveren, laat het afkoelen en schakel het vervolgens
opnieuw IN.
¶
Bij een defect aan de versterker
De beveiligingsschakeling wordt geactiveerd en automatisch UIT
geschakeld wanneer een storing in het voedingscircuit wordt
gedetecteerd. Dit gebeurt ook wanneer de hoofdzekering in de
versterker springt. De OPERATE-indicator knippert dan.
Schakel het apparaat uit en na enkele minuten weer in.
Wanneer het display niet oplicht en de OPERATE-indicator
blijft knipperen nadat het apparaat weer is ingeschakeld, kan
het apparaat defect zijn.
7
Foutmeldingen
Wanneer meerdere versterkers zijn aangesloten door
F.C.B.S. kunnen de foutmeldingen in de onderstaande tabel
verschijnen op het display. De instelling van het ID-nummer
of de aansluiting van de afstandsbedieningskabel kan dan
verkeerd zijn. Controleer het ID-nummer of de aansluiting van
de afstandsbedieningskabel zoals vermeld in de onderstaande
tabel. Zie "HOE ID-NUMMERS INSTELLEN" op bladzijde 21
voor het instellen van ID-nummers.
Indicatie
Betekenis
Meerdere
1
ERROR 02
versterkers
hebben ID-nr. 2.
Meerdere
2
ERROR 03
versterkers
hebben ID-nr. 3.
Meerdere
3
ERROR 04
versterkers
hebben ID-nr. 4.
De versterkers
met ID-nrs.
2-4 kunnen niet
4
ERROR 11
communiceren
met de
versterker met
ID-nr. 1.
De versterker
met ID-nr.
1 kan niet
5
ERROR 12
communiceren
met de
versterkers met
ID-nrs. 2-4.
Maatregelen
Ken verschillende ID-
nummers toe aan de
versterkers.
Schakel de versterker
met ID-nr. 1 IN als die
niet is ingeschakeld.
Controleer of de
afstandsbedieningskabel
goed is aangesloten.
Stel de ID-nummers
correct in wanneer
meerdere versterkers
ID-nr. 1 hebben.
Controleer of de
afstandsbedieningskabel
goed is aangesloten.