Beheerdersinstellingen
E
Selecteer de betreffende procedu-
re en voer deze uit.
Opmerking
❒ Als er bestanden zijn opgesla-
gen, worden de bestandsnamen
weergegeven.
Een bestand opslaan
A Controleer of [Programmeren/Wij-
zigen] is geselecteerd.
B Selecteer [*Niet opgeslagen].
C Voer een bestandsnaam in en
druk vervolgens op [OK].
Verwijzing
"Tekst invoeren", Bedienings-
handleiding Standaardinstellingen
Een bestand wijzigen
9
A Controleer of [Programmeren/Wij-
zigen] is geselecteerd.
B Selecteer het bestand dat u wilt
wijzigen.
Het bericht "
opgeslagen. Als een nieuw be-
stand wordt opgeslagen, wordt
vorige
Kan het systeem hiermee door-
" wordt getoond.
gaan?
C Druk op [Opslaan].
Druk op [Niet opslaan] om het
opslaan te annuleren.
170
Er is al een bestand
bestand verwijderd.
Uitsluitend een bestandsnaam
wijzigen
A Druk op [Naam wijzigen].
B Selecteer het bestand waarvan
u de naam wilt wijzigen.
C Voer een bestandsnaam in en
druk vervolgens op [OK].
Verwijzing
"Tekst invoeren", Bedienings-
handleiding Standaardinstellin-
gen
Ga verder met stap
F
Plaats het origineel en selecteer
de gewenste scaninstellingen.
Opmerking
❒ U kunt ook een scanformaat op-
geven. Zie de Faxhandleiding
<Basis functies>.
G
Druk op de toets {Start}.
De machine begint met scannen en
gaat door totdat deze klaar is.
Opmerking
❒ Druk op [Scannen stoppen.] om
het scannen te annuleren.
H
Druk op [Afsluiten].
I
Druk op de toets {Gebruikersinstel-
lingen/Teller}.
Het display geeft "stand-by" aan.
H
.