De netwerkomgeving instellen
Wanneer u de verbinding tot stand brengt van het apparaat met een bekabeld of draadloos lokaal netwerk (LAN),
moet u een IP-adres instellen dat uniek is voor het geselecteerde netwerk. Kies voor "bekabeld" of "draadloos",
afhankelijk van de communicatie-omgeving en netwerkapparatuur. Neem voor specifieke vragen over de instellingen
van het IP-adres contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder.
●
Als het apparaat is verbonden met een onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen
komen van derden.
●
U kunt de machine niet tegelijkertijd verbinden met een bekabeld LAN en een draadloos LAN.
●
Er wordt geen LAN-kabel of router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor deze onderdelen.
●
Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant.
◼
Voordat u begint
Voer deze stappen uit om de machine te verbinden met een netwerk.
Controleer de instellingen op de computer.
●
Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is verbonden met het netwerk.
Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van de netwerkapparatuur of
neem contact op met de fabrikant.
●
Zorg ervoor dat de netwerkinstellingen juist zijn geconfigureerd op de computer. Als
het netwerk niet goed is geconfigureerd, kunt u het apparaat niet gebruiken in het
netwerk, zelfs niet als u de rest van de procedure hieronder uitvoert.
●
Afhankelijk van het netwerk, moet u misschien instellingen wijzigen voor de
communicatiemethode of het type Ethernet (
configureren(P. 53) ). Neem voor meer informatie contact op met uw
internetprovider of de netwerkbeheerder.
●
Het MAC-adres van het apparaat controleren.
Het MAC-adres weergeven voor Bedraad LAN(P. 39)
Het MAC-adres en informatie weergeven voor Draadloos LAN(P. 40)
Instellen
15
Ethernet-instellingen
5107-006