Principe van de bediening
De kookplaat is voorzien van elektronische sensortoetsen.
Deze reageren op vingercontact.
Als de kookplaat uit is, ziet u alleen de symbolen van de sen-
sortoetsen "Aan/Uit" en "Vergrendeling".
Als u de kookplaat inschakelt, lichten ook de andere sensor-
toetsen op. Op de bedieningspanelen branden de cijfers "0"
met lichtsterkte 2. De cijfers 1 tot 9 branden met lichtsterkte
1.
Als u een vermogensstand instelt, branden de cijfers 0 tot en
met de ingestelde vermogensstand met lichtsterkte 2.
Als u de booster- of warmhoudstand instelt, brandt de betref-
fende sensortoets met lichtsterkte 2.
U bedient de kookplaat door met uw vinger de juiste toetsen
aan te tippen. Het apparaat reageert daarop telkens met een
akoestisch signaal.
Als het bedieningspaneel verontreinigd is of als er voor-
werpen op liggen, reageren de sensortoetsen niet of u ac-
tiveert onbedoeld functies. Ook kan de kookplaat automa-
tisch worden uitgeschakeld (zie de rubriek
"Veiligheidsuitschakeling").
Hete pannen op het bedieningspaneel kunnen de elektro-
nische onderdelen eronder beschadigen. Houd het bedie-
ningspaneel daarom altijd vrij en schoon en zet er geen
hete pannen op.
Bediening
27