N
•
Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de op-
tie B FILMINSTELLINGEN > CONTROLELAMPJE kan worden gebruikt
om het lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt
tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens
het opnemen kunt u de belichtingscompensatie veranderen met maxi-
maal ±2 EV en de zoom aanpassen met behulp van de zoomring op de
lens (indien beschikbaar).
•
Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma is uitgerust,
selecteer dan de diafragmafunctie voordat u begint met de opname. Als
er een andere optie dan A is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het
diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.
•
Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:
-
Pas gevoeligheid aan
-
Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:
•
Houd de ontspanknop half ingedrukt
•
Druk op een functieknop waaraan AF-AAN is toegewezen
•
Gebruik touchschreen-bedieningen
-
Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te
drukken waaraan HISTOGRAM o ELEKTR. WATERPAS is toegewezen
•
Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl
in andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn
tijdens de opname.
•
Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor fi lmopnamen,
G AF/MF INSTELLINGEN > SCHERPSTELGEBIED en gebruik de
scherpstelstick (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (P 73).
Films opnemen
55
4