INST. MICROFOONAANSLUITING
Geef het type hardware op dat is aangesloten op de microfoon-
aansluiting.
Optie
Optie
MICRO
LIJN
BEGRENZER MIC.-NIVEAU
Vermindert vervorming die wordt veroorzaakt door invoer die
de grenzen van de audiocircuits van de microfoon overschrijdt.
WINDFILTER
Kies of windruisreductie tijdens fi lmopnamen wordt ingescha-
keld.
6
FILTER ONDERGRENS
Kies of het laagafvalfi lter wordt ingeschakeld, waardoor laagfre-
quente ruis tijdens fi lmopnamen wordt verminderd.
VOLUME HOOFDTELEFOON
Stel het hoofdtelefoonvolume af.
Optie
Optie
0
1—10
176
Kies deze optie voor directe verbinding met een externe microfoon.
Kies deze optie voor externe audioapparaten die zijn aangesloten
via line-output.
AAN
AAN
AAN
Demp uitvoer naar de koptelefoon.
Kies een volume uit 1 tot 10.
INSTELLING GELUID (fi lmopname)
Beschrijving
Beschrijving
Opties
Opties
Opties
Opties
Opties
Opties
Beschrijving
Beschrijving
UIT
UIT
UIT