De instelling waarin is vastgelegd of het LCD-scherm is in- of
uitgeschakeld, blijft bewaard, ook nadat de camera is
uitgeschakeld.
Het LCD-scherm is ingesteld op de informatieweergave in de
modi
In de modi
altijd ingesteld op de informatieweergave.
Het LCD-scherm kan in de vergrote weergave of in de
indexweergave niet overschakelen naar de detailweergave
(pag. 112)
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen
De helderheid van het LCD-scherm kan op de volgende twee
manieren worden aangepast.
• Instellingen wijzigen met het menu Instellen
• Instellingen wijzigen met de knop DISP. (functie LCD snel helder)
U kunt het LCD-scherm de meest heldere instelling geven, ongeacht
de functie die u hebt geselecteerd in het menu Instellen, door de
knop DISP. langer dan één seconde ingedrukt te houden.*
- Houd de knop DISP. opnieuw meer dan één seconde ingedrukt om
de vorige helderheidsinstelling te herstellen.
- De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die u hebt geselecteerd in het menu Instellen.
* U kunt de helderheid van het LCD-scherm niet met deze functie wijzigen als u de
helderheid al op de hoogste stand hebt ingesteld in het menu Instellen.
Nachtscherm
Wanneer u opnamen maakt in donkere omstandigheden, wordt
het LCD-scherm automatisch helder, zodat het geschikt is voor
de helderheid van het onderwerp en u het onderwerp gemakkelijker
kunt inkaderen (deze instelling kan niet worden uitgeschakeld).
• Hoewel er ruis kan verschijnen en de beweging van het onderwerp op het LCD-
scherm vaag wordt weergegeven, heeft dit geen effect op het opgenomen beeld.
De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het
daadwerkelijk vastgelegde beeld zijn niet gelijk.
,
,
,
,
,
,
,
of de Focus check
en Film.
,
en
is het LCD-scherm
(pag.
113).
(pag. 53)
57