1.2.15 Vorstschade door
ontoereikende
ruimtetemperatuur
Bij te lage instelling van de
ruimtetemperatuur in verschil-
lende ruimtes kan niet uitgeslo-
ten worden dat onderdelen van
de CV-installatie door vorst be-
schadigd worden.
▶ Verzeker u ervan dat, als u
tijdens een vorstperiode af-
wezig bent, de CV-installatie
in werking blijft en de kamers
voldoende op temperatuur
worden gehouden.
▶ Neem de aanwijzingen i.v.m.
vorstbeveiliging in acht.
1.2.16 Vorstschade door
stroomuitval
Uw installateur heeft uw toestel
bij de installatie aangesloten
op het elektriciteitsnet. Bij een
uitval van de stroomvoorzie-
ning kan niet uitgesloten wor-
den dat onderdelen van de CV-
installatie door vorst bescha-
digd worden. Als u het toestel
bij stroomuitval met een nood-
stroomaggregaat gebruiksklaar
wilt houden, neem dan het vol-
gende in acht:
▶ Win voor de installatie van
een noodstroomaggregaat
het advies van uw installateur
in.
0020130860_02 geoTHERM Gebruiksaanwijzing
▶ Zorg ervoor dat de techni-
sche waarden (frequentie,
spanning, aarding) van het
noodstroomaggregaat met de
waarden van het stroomnet
overeenkomen.
1.2.17 Toestelstoring
door verkeerde
installatiedruk
Om de werking van de instal-
latie met een te geringe wa-
terhoeveelheid te vermijden
en daardoor mogelijke gevolg-
schade te vermijden, dient u het
volgende in acht te nemen:
▶ Controleer regelmatig de in-
stallatiedruk van de CV-instal-
latie.
▶ Neem absoluut de aanwijzin-
gen i.v.m. de installatiedruk in
acht.
1.2.18 Milieuschade door
lekkend koudemiddel
vermijden
De warmtepomp bevat het kou-
demiddel R 410 A. Het koude-
middel mag niet in de atmosfeer
komen. R 410 A is een door het
Kyotoprotocol beschreven ge-
fluoreerd broeikasgas met GWP
1725 (GWP = Global Warming
Potential). Komt het in de at-
mosfeer terecht, dan werkt het
1725 keer zo sterk als het na-
tuulijke broeikasgas CO
Veiligheid 1
.
2
7