2.11 INBEDRIJFNEMING
De inbedrijfneming en het voor het eerst branden
van de ketel mag alleen worden uitgevoerd door een
deskundige.
Om de ketel te openen draait u de schroef aan de onder-
kant van de ketel, waarmee het voorpaneel vast zit, los, ver-
wijdert u het voorpaneel door het naar voren te trekken, en
tilt u het van de ketel af.
Opmerking:
de bovenrand van de voorzijde van de behuizing zit met
twee pennen aan de ketel vast.
2.11.1 Het systeem vullen
• Controleer of de kraan van de gasmeter dicht is.
• Sluit de ketel aan op het elektriciteitsnet.
• Zet schakelaar 1 uit figuur 1 op de stand "I".
F0 wordt weergegeven, en de pomp loopt ongeveer een
minuut lang.
• Druk op de Bar/Mode drukknop, zie figuur 1. De huidige
druk (0,0) wordt weergegeven, en de led (2) uit figuur 1 is
verlicht.
Opmerking:
De druk wordt ongeveer 25 seconden weergegeven.
Daarna gaat de display terug naar de basisweergave. De
druk kan worden weergegeven nadat u weer op de druk-
knop Bar/Mode heeft gedrukt.
• Draai de deksel van de automatische ontluchtingsopening
bovenop de pomp iets losser, maar verwijder hem niet.
• Vul het systeem door de vulleiding van het systeem te
openen totdat een druk tussen 1,2 en 2 bar wordt weer-
gegeven op de display.
• Ontlucht elke radiator.
• Zorg ervoor dat de druk tussen 1,2 en 2 bar blijft.
Voer de druk indien nodig op.
2.11.2 De ketel starten
Controleer voordat u de ketel start of:
• de gaskraan van de ketel geopend is.
• de ketel is aangesloten op de netvoeding.
2.11.3 Eerste keer opstarten
• Zet de aan/uit-schakelaar (1) (figuur 1) op de stand "I".
• Stel de maximale temperatuur van het verwarmingswater
in (85 °C), zoals is beschreven in 'Gebruiksinstructies'
en zet de kamerthermostaat hoog.
2.11.4 Controle gasvoordruk
• Schakel de ketel uit.
• Draai de schroef los bij testpunt van de gasingang op
de gasklep (figuur 9).
• Sluit een geschikte drukmeter aan.
• Start de ketel zoals is beschreven in de 'Gebruiks-
instructies'.
• Controleer of er een constante druk van 25 mbar aan-
wezig is. Indien de druk te laag is, moeten de gastoevoer/
gasleidingen worden gecontroleerd en eventuele manke-
menten worden verholpen.
• Schakel de ketel uit.
• Verwijder de drukmeter, draai de schroef op het testpunt
vast en controleer of de gasaansluitingen goed zijn.
2.11.5 Controle branderdruk
• Draai de schroef los bij testpunt van de gasingang op
de gasklep (figuur 9).
• Sluit een geschikte drukmeter aan.
Figuur 9.
• Start de ketel zoals is beschreven in de 'Gebruiks-
instructies'.
• Zet de gewenste warmte afgifte op "n1" (zie pagina 12).
• De branderdruk dient 2,2 mbar te zijn. Stel deze zonodig
bij met de stelschroef .
• Zet de gewenste warmte afgifte op "n-" (zie pagina 12).
• De branderdruk dient nu 10 mbar te zijn. Stel deze zo-
nodig bij met de stelschroef .
• Het toestel is nu afgesteld, stel nu de gewenste warmte-
afgifte in naar wens volgens pagina 12.
2.11.6 De gewenste warmteafgifte instellen
De warmteafgifte van de centrale verwarming moet worden
ingesteld in overeenstemming met de systeemvereisten.
Figuur 10.
2.11.7 De instellingsprocedure is als volgt:
• Houd de knop Bar/Mode (zie figuur 10) minimaal
8 seconden ingedrukt. De display zal overschakelen naar
de servicemodus. Het symbool (n-) wordt weergegeven.
• Stel aan de hand van de volgende tabel de gewenste
output n1 tot n9 in met behulp van de knoppen (7) en (8)
(zie figuur 1 pagina 3).
n1 – 10,1 kW
n6 – 18,0 kW
n2 – 11,0 kW
n7 – 20,0 kW
n3 – 12,0 kW
n8 – 22,5 kW
n4 – 14,0 kW
n9 – 23,2 kW
n5 – 16,0 kW
n- – 23,2 kW (max. afgifte)
• Druk op de knop Bar/Mode (zie figuur 10) om de instelling
op te slaan en om terug te gaan naar de basismodus.
11