Uitlijning koplamp
De koplamp moet periodiek op de juiste uitlijning worden
gecontroleerd. Deze moet worden uitgelijnd telkens wanneer de
doorzakking van de vering wordt aangepast, omdat dit op de
uitlijning van de koplamp van invloed is. Voordat de koplamp kan
worden uitgelijnd, moeten de doorzakking van de vering en de
bandenspanning correct worden afgesteld. De koplamp kan
ver ticaal worden afgesteld. Als de verticale afstelling niet correct
is, wordt de lichtbundel te dicht bij of te ver voor de motor fiets
gericht. Controleer de uitlijning van de lichtbundel met de
koplamp in dimlichtpositie, de motorfiets rechtop en met de
motorrijder zittend op de motor fiets. De motorfiets wordt
verzonden met de koplamp 0,5-2,5% naar beneden gericht.
De vier bevestigingsbouten van de koplamp (A) bevinden zich
aan de zijkanten van de koplampbevestigingsbeugels. Om de
koplamp af te stellen, draait u alle vier de bouten los, draait u de
koplamp tot de juiste uitlijning van de lichtbundel is bereikt en
draait u ver volgens alle bouten vast.
Algemeen onderhoud
6.27