Extra printer instellen
De printer verbinden met een draadloos netwerk met de Embedded Web Server
Controleer het volgende voor u begint:
•
De printer is tijdelijk aangesloten op een Ethernet-netwerk.
•
Op uw printer is een draadloze netwerkadapter geïnstalleerd en deze werkt correct. Raadpleeg voor meer
informatie de instructies die bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd.
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
•
Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 123.123.123.123.
•
Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2
Klik op Instellingen >Netwerk/poorten >Draadloos.
3
Wijzig de instellingen zodat deze overeenkomen met de instellingen van uw toegangspunt (draadloze router).
Opmerking: zorg ervoor dat u de juiste waarden voor SSID, beveiligingsmethode, vooraf gedeelde sleutel of
wachtwoord, netwerkmodus en kanaal opgeeft.
4
Klik op Verzenden.
5
Schakel de printer uit en koppel de Ethernet-kabel los. Wacht vervolgens ten minste vijf seconden voor u de printer
weer inschakelt.
6
U kunt controleren of de printer verbonden is met een netwerk door een pagina met netwerkinstellingen af te
drukken. Kijk vervolgens in het gedeelte Netwerkkaart [x] of de status Aangesloten is.
Poortinstellingen wijzigen na het installeren van een nieuwe netwerk-ISP
Opmerkingen:
•
Als de printer een vast IP-adres heeft, hoeft u geen wijzigingen door te voeren.
•
Als de computers zijn geconfigureerd om de netwerknaam te gebruiken (en dus niet een IP-adres), hoeft u geen
wijzigingen door te voeren.
•
Als u een draadloze ISP toevoegt aan een printer die daarvoor was geconfigureerd voor een ethernetverbinding,
zorg er dan voor dat de printer niet meer is verbonden met het ethernetnetwerk.
Voor Windows-gebruikers
1
Open de printermap.
2
In het snelmenu van de printer met de nieuwe ISP, opent u Printereigenschappen.
3
Configureer de poort in de lijst.
4
Werk het IP-adres bij.
5
Pas de wijzigingen toe.
50