6.
Connectiviteit
Auteursrechtbescherming kan meebrengen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud niet
mogen worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd.
Uw apparaat biedt verschillende opties om verbinding te maken met internet, een intranet of een ander apparaat of pc. U kunt
gebruikmaken van draadloze verbindingsmethoden zoals WLAN, Bluetooth en infrarood. Het apparaat ondersteunt een vaste
verbinding via een USB-kabel (Universal Serial Bus) voor Nokia PC Suite of IP-passthrough. U kunt ook communiceren via een
Voice over IP-, DVS-, chat- en fax/modemverbinding.
Internettoegangspunten
Een toegangspunt is het punt waar uw apparaat verbinding maakt met een netwerk. Als u e-mail en multimediadiensten wilt
gebruiken of verbinding met internet wilt maken en webpagina's wilt weergeven, moet u eerst internettoegangspunten
definiëren voor deze diensten. Mogelijk moet u meerdere internettoegangspunten instellen, afhankelijk van de sites waartoe
u toegang wilt. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn dat u voor het browsen op internet een ander toegangspunt gebruikt dan voor
toegang tot uw bedrijfsintranet. Voor verbinding met internet via GPRS beschikt uw apparaat mogelijk over vooraf gedefinieerde
standaardinstellingen voor internettoegangspunten.
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, worden de toegangspunten mogelijk automatisch geconfigureerd op basis
van gegevens over uw serviceprovider op uw SIM-kaart. U kunt de instellingen voor het internettoegangspunt ook ontvangen
in een bericht van de serviceprovider. Hierdoor hoeft u minder instellingen zelf in te voeren.
De beschikbare opties kunnen verschillen. Sommige of alle toegangspunten kunnen vooraf door uw serviceprovider zijn
ingesteld in uw apparaat. U kunt wellicht geen toegangspunten toevoegen, wijzigen of verwijderen.
Neem contact op met uw serviceprovider en e-mailserviceprovider voor meer informatie over toegangspunten en instellingen.
Zie 'Verbindingsinstellingen', p. 72.
Een internettoegangspunt voor gegevensoproepen definiëren
1. Selecteer
Menu
Instrum.
>
2. Selecteer
Opties
Nieuw
>
toegangspunt, selecteert u
gebr..
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding
— Voer een beschrijvende naam in voor de verbinding.
•
Drager gegevens
— Selecteer
•
Inbelnummer
— Voer het modemnummer van het toegangspunt in. Gebruik + vóór internationale nummers.
•
Gebruikersnaam
— Voer uw gebruikersnaam in als de serviceprovider dit vereist. Gebruikersnamen zijn gewoonlijk
•
hoofdlettergevoelig en worden verstrekt door de serviceprovider.
Vraag om wachtw.
•
selecteer
Nee
om het wachtwoord op te slaan in het geheugen van uw apparaat en de aanmelding te automatiseren.
Wachtwoord
— Voer uw wachtwoord in als de serviceprovider dit vereist. Het wachtwoord is gewoonlijk
•
hoofdlettergevoelig en word verstrekt door de serviceprovider.
Verificatie
— Selecteer
•
wachtwoord gecodeerd te verzenden indien dit mogelijk is.
Homepage
— Geef het webadres op van de pagina die u in het display wilt weergeven wanneer u dit toegangspunt
•
gebruikt.
Data-oproep
— Selecteer
•
Max. snelheid gegev.
•
transmissiesnelheid van gegevens bepaald door het netwerk en is deze afhankelijk van het netwerkverkeer. Bij sommige
serviceproviders zijn er kosten verbonden aan een hogere transmissiesnelheid.
4. Nadat u de basisinstellingen hebt gedefinieerd, selecteert u
definiëren of
Terug
om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Geavanceerde instellingen voor internettoegangspunten ten behoeve van gegevensoproepen
Nadat u de basisinstellingen voor het internettoegangspunt voor
gedefinieerd, selecteert u
IPv4-instellingen
— Het IP-adres en naamserveradres van het apparaat voor het IPv4-internetprotocol invoeren.
•
IPv6-instellingen
— Het IP-adres en naamserveradres van het apparaat voor het IPv6-internetprotocol invoeren.
•
Proxy-serveradres
— Voer het adres van de proxyserver in.
•
Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
Instell.
Verbinding
>
>
toegangspunt. Als u een bestaand toegangspunt wilt gebruiken als basis voor een nieuw
Huidige inst.
gebruik.. Als u wilt beginnen met leeg toegangspunt, selecteert u
Gegevensoproep
— Selecteer
Ja
om uw wachtwoord in te voeren telkens wanneer u zich bij een server aanmeldt, of
Beveiligd
om uw wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden, of selecteer
Analoog
of ISDN.
— Selecteer de maximale transmissiesnelheid. Als u
Opties
Geavanc. instell.
>
> Toegangspunten.
of
Hoge snelheid gegevens (alleen
Opties
Geavanc. instell.
>
Gegevensoproep
en definieert u de volgende geavanceerde instellingen:
44
GSM).
Normaal
Automatisch
selecteert, wordt de
om de geavanceerde instellingen te
of
Hoge snelheid gegevens (alleen GSM)
Standaardinst.
om uw
hebt