Het selecteren van de scènefunctie voor elke opname (Scènefunctie)
Kunt u de scènefunctie selecteren elke keer dat u een opname maakt.
1
Stel de functieknop in op [¿].
2
Op 3/4/2/1 drukken om de scènefunctie te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken om in te stellen.
•
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een menu-onderdeel door het
zoomhendeltje te verplaatsen.
•
Het opnamescherm voor de geselecteerde scènefunctie zal afgebeeld worden.
Aantekening
•
Om van Scène Mode te veranderen, drukt u op [MENU/SET] en vervolgens op 1 en keert u
3
terug naar stap
op P61.
•
De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
•
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
•
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
–
[SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[I. EXPOSURE]/[KORTE SLUITERT.]/[I.RESOLUTIE]/
[KLEURFUNCTIE]
•
Sluitertijd voor scènefuncties met uitzondering van [PANORAMA ASSIST], [SPORT],
[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER],
[FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [VUURWERK], [SNEEUW] en [HOGE DYNAMIEK]
zullen van 1/4ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde zijn.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 62 -