Heet beeld kan niet opgenomen worden.
•
Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar de [!] instelling geschoven?
•
Is de functieknop correct ingesteld?
•
Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten.
Het opgenomen beeld is witachtig.
•
Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
•
Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden.
•
Is dit beeld gemaakt in [SPELDENPRIK] in scènefunctie?
Het beeld is te licht of te donker.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie.
•
Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> Stel de [KORTE SLUITERT.]
Er worden 2 of 3 beelden één voor één genomen.
> Auto bracket (P60), [HI-SPEED BURST] (P70), [FLITS-BURST]
[BURSTFUNCTIE]
Het object is niet goed scherp.
•
Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
•
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel.
•
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer beelden gemaakt worden op donkere plaatsen,
houd daarom het toestel stevig vast met beide handen om de beelden te maken.
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P58)
Opnemen
(P105)
in op langzamere snelheid.
(P106)
van het [OPNAME] functiemenu op [OFF] instellen.
- 176 -
Overige
(P8)
uit doen schuiven en
(P41)
(P59)
(P38)
(P31)
(P47)
(P71)
in scènefunctie of
(P40)
(P33)