Voor meer informatie over apparaten in carkits en
compatibiliteit met uw apparaat, raadpleegt u de website
van Nokia en de gebruikershandleiding bij uw carkit.
Het SIM-toegangsprofiel gebruiken
1. Selecteer
Menu
Bed. paneel
>
Bluetooth
en
Externe SIM-modus
2. Activeer Bluetooth-connectiviteit in de carkit.
3. Gebruik uw carkit om een zoekactie naar compatibele
apparaten te starten. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw carkit voor instructies.
4. Selecteer uw apparaat in de lijst met compatibele
apparaten.
5. U kunt de apparaten koppelen door de Bluetooth-
toegangscode die op het display van de carkit wordt
weergegeven in te voeren op uw apparaat.
Tip: Als u al met het actieve gebruikersprofiel toegang
hebt gehad tot de SIM-kaart via de carkit, zoekt de
carkit automatisch naar een apparaat met de SIM-
kaart. Als het uw apparaat vindt, en automatische
autorisatie is geactiveerd, maakt de carkit automatisch
verbinding met het GSM-netwerk als u de
contactsleutel van de auto omdraait.
Als u het externe profiel voor SIM-toegang activeert, kunt u
toepassingen op uw apparaat gebruiken die geen netwerk-
of SIM-diensten nodig hebben.
Als u een verbinding tussen uw apparaat en de carkit tot
stand wilt brengen zonder afzonderlijke acceptatie of
autorisatie, selecteert u
Menu
Bluetooth
en opent u het tabblad met gekoppelde
apparaten. Selecteer de carkit en Geautoriseerd, en
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Connect.
>
>
> Aan.
Bed. paneel
Connect.
>
>
antwoord
Ja
op de bevestigingsvraag. Als de carkit is
ingesteld als ongeautoriseerd, moeten
verbindingsverzoeken van deze carkit elke keer opnieuw
expliciet worden geaccepteerd.
U kunt de verbinding voor externe SIM-toegang op uw
apparaat beëindigen door
Connect.
Bluetooth
>
selecteren.
Draadloos LAN
WLAN
Uw apparaat kan draadloze LAN's (WLAN) opsporen en er
verbinding mee maken. U kunt het apparaat met behulp van
een WLAN aansluiten op internet en compatibele apparaten
met WLAN-ondersteuning.
Als u een WLAN-verbinding wilt gebruiken, hebt u het
volgende nodig:
• WLAN moet beschikbaar zijn op uw locatie.
• Uw apparaat moet verbinding hebben met het WLAN. Bij
sommige beveiligde WLAN's hebt u een toegangssleutel
van de serviceprovider nodig om verbinding te maken.
• Er moet een internettoegangspunt zijn gemaakt voor het
WLAN. Gebruik het toegangspunt voor toepassingen die
verbinding met internet moeten hebben.
Er wordt een WLAN-verbinding tot stand gebracht als u een
gegevensverbinding maakt met een internettoegangspunt
>
voor een WLAN. De actieve WLAN-verbinding wordt
verbroken als u de gegevensverbinding verbreekt.
Menu
Bed. paneel
>
en
Externe SIM-modus
>
Uit
te
>
135