6.2.2 Randaarde-aansluiting
Bij het aansluiten van een aardedraad het volgende aanhouden:
Altijd de aardedraad aansluiten.
Kabelschoenen voor externe randaardekabelaansluiting gebruiken.
Randaardekabel vast en in de buurt van de behuizing leggen.
Alle blanke, niet spanningsvoerende metalen delen in het aardleidingsysteem opnemen.
N-leidingen als spanningsvoerend leggen.
6.2.3 Inbouwvoorwaarden
inbouwcondities, lucht- en kruipafstanden
260616 / 815060300380
2020-05-08·BA00·III·nl·07
X I *
I =
Minimale afstand tot de behuizing
overeenkomstig de norm
EN IEC 60079-7 (tabel)
y =
Luchtafstand
X =
Factor overeenkomstig norm
EN IEC 60079-7 afhankelijk van de
18591E00
aderdiameter
X * I = Minimale afstand
18590E00
18592E00
m =
50 mm afstand tussen Ex e en Ex i
serieklemmen
c =
8 mm afstand tussen Ex e en Ex i
kabelleiding
18593E00
Klemmenkast
Serie 8150/1, Serie 8150/2
Montage en installatie
19
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL