A
Het objectief verwijderen
Vergeet niet de camera uit te schakelen bij het
verwijderen of verwisselen van objectieven.
Houd, om het objectief te verwijderen, de
objectiefontgrendeling (q) ingedrukt terwijl
het objectief naar rechts wordt gedraaid (w).
Plaats, na het verwijderen van het objectief, de
objectiefdoppen en de bodydop van de
camera terug.
A
Objectieven met intrekbare objectiefcilinderknoppen
Ontgrendel en verleng het objectief alvorens de camera in gebruik te
nemen. Houd de knop voor de intrekbare objectiefcilinder ingedrukt (q)
en draai aan de zoomring zoals aangeduid (w).
Er kunnen geen foto's worden gemaakt
wanneer het objectief ingetrokken is; als een
foutbericht wordt weergegeven doordat de
camera met ingetrokken objectief werd
ingeschakeld, draai dan aan de zoomring
totdat het bericht niet langer wordt
weergegeven.
A
Objectieven met intrekbare objectiefcilinderknoppen intrekken
Om het objectief in te trekken wanneer de
camera niet in gebruik is, houd de knop voor de
intrekbare objectiefcilinder (q) ingedrukt en
draai de zoomring naar de "L" (vergrendelen)-
positie zoals afgebeeld (w). Trek het objectief
in voordat deze van de camera wordt
verwijderd en let op dat u niet de knop voor de
intrekbare objectiefcilinder indrukt bij het
bevestigen of verwijderen van het objectief.
16
Knop intrekbare objectiefcilinder