Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie

Hoofdstuk 6 - Installatie
Alle FPL pompen zijn voorzien van montageplaten met gaten om de pomp met bouten op een grondplaat
of fundering te bevestigen. Pompen dienen te worden gemonteerd en voorzien van zuig- en
persaansluitingen zoals aangegeven in de documentatie en onze opstellingstekeningen, tenzij met
FPL anders is overeengekomen.
Mobiel inzetbare pompen moeten worden geplaatst op een vlakke ondergrond en de zuig- en
persaansluitingen aangesloten zoals aangegeven in de FPL documentatie. Al het starre en flexibele
leidingwerk in relatie met de pomp dient zodanig te worden geïnstalleerd dat de pomp niet onderhevig
is aan verplaatsing door trillingen, of aan spanningen in de leidingen waardoor de pomp zodanig
gaat bewegen dat dit voor het personeel gevaar kan opleveren.
Flexibel of star leidingwerk, waar nodig voorzien van een goede ondersteuning, mag worden aangesloten
op de zuig- en persaansluiting van de pomp aan de proceszijde. Bij star leidingwerk adviseren wij u
een flexibel stuk bij de pompaansluitingen toe te passen teneinde de trillingen, veroorzaakt door een
werkende pomp, te absorberen. Met nadruk willen wij er u op wijzen dat de doorlaat van het leidingwerk
minimaal de doorlaat van de pompaansluitingen heeft en verder een zo min mogelijk aantal bochten
en/of andere beperkingen om een optimale werking van de pomp te kunnen garanderen.
Al het leidingwerk en de leidingverbindingen dienen volgens de geldende normen te worden aangesloten.
De pomp kan, naar keuze, middels flenzen, schroefdraad of speciale klemverbinding worden
aangesloten afhankelijk van de eisen van de klant. Verbindings- en pakkingmateriaal dient
overeenkomstig de geldende normen te zijn en ook geschikt te zijn voor het te verpompen product.
De pomp dient niet onderhevig te zijn aan spanningen van het leidingwerk.
Luchtleidingen en luchtleidingverbindingen moeten geschikt zijn voor de gebruikte druk en toepassing.
De maximale luchtdruk in de pomp mag niet hoger zijn dan 7,2 bar (105 p.s.i.) en de pomp dient te werken
met de laagst mogelijke luchtdruk waarbij de pomp goede prestaties levert zonder af te slaan.
3
De diameter van de persluchttoevoerleiding en appendages mag niet minder zijn dan
/
" voor pompen
8
3
met een membraandiameter van 7" en 10" en een diameter van
/
" of 1" voor pompen met 12" en 14"
4
membraandiameter.
Pompen met een membraandiameter van 7" en 10" voorzien van Guardian of Sentinel
beveiligingssystemen moeten een luchttoevoer leidingwerk hebben met een diameter van
1
minstens
/
". In de luchtaansluiting op alle pompen moet een stuk flexibele leiding worden
2
opgenomen om zij- en eindkrachten te vermijden die worden uitgeoefend op de verbindingsstang
constructie. Dergelijke krachten worden doorgegeven aan de centrale verdeelafdichtingsring en kunnen
buitensporige slijtage en /of een kortere levensduur van de membraan veroorzaken.
Een schone toevoer van perslucht is vereist. Het stuurluchtventiel werkt het beste op droge lucht of
lucht zonder smering. Lucht moet in voldoende hoeveelheid en druk aanwezig zijn om de pomp te laten
werken. Als de pomp met afstandsbediening wordt uitgerust, moet een extra isolatieafsluiter naast de
pomp worden gemonteerd, die uit kan worden gezet als de pomp niet in gebruik is, of als er onderhoud
aan de pomp wordt verricht.
Indien men de pomp op afstand middels een open / dicht afsluiter in de luchtleiding aanstuurt mag deze
afsluiter op niet meer dan 1,5 meter van de pomp worden geplaatst om te voorkomen dat de pomp
afslaat door het reservoir effect in langere lengtes leidingwerk met een grote diameter.
De procesaansluitingen Flotronic pompen zijn dik genoeg om normale krachten en aansluitingen van
leidingwerk op te vangen. Draai de leidingen niet overmatig vast in de aansluitingen van de pomp (vooral
bij een inwendige kunststof schroefdraad).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

500 series710 seriesK series

Inhoudsopgave