7.8.14 Maximale aanvoertemperatuur voor CV-
circuit instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Max.
temperatuur
–
Met deze functie kunt u een maximumwaarde voor de
aanvoertemperatuur in de verwarmingsmodus voor elk
CV-circuit aangeven, die bij de regeling niet overschre-
den mag worden. De thermostaat vergelijkt de berekende
aanvoertemperatuur met de ingestelde waarde voor de
maximumtemperatuur en regelt bij een verschil bij tot een
kleinere waarde.
7.8.15 Koelen mogelijk activeren
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Koe-
len mogelijk
–
Als een warmtepomp aangesloten is, dan kunt u de func-
tie Modus koelen voor het CV-circuit activeren.
7.8.16 Dauwpuntbewaking activeren
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 →
Dauwpuntbewaking
–
Met deze functie kunt u de dauwpuntbewaking activeren.
Als er geen dauwpuntbewaking geactiveerd is, dan vergelijkt
de thermostaat de ingestelde minimale gewenste aanvoer-
waarde koelen met de dauwpunt+ offset. De thermostaat
kiest altijd de hogere temperatuur zodat zich geen condens
kan vormen.
7.8.17 Offset van het dauwpunt instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Off-
set dauwpunt
–
Met deze functie kunt u de offset van het dauwpunt in-
stellen.
De offset is een veiligheidstoeslag die bij het dauwpunt op-
geteld wordt. De thermostaat kiest voor de berekende aan-
voertemperatuur het maximum uit ingestelde aanvoertempe-
ratuur en dauwpunt + offset.
7.8.18 Temperatuur Koelen beëindigen instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → BT
koelen beëind.
–
Met deze functie kunt u de temperatuurgrens instellen,
vanaf waar de koeling uitgeschakeld wordt. Als de bui-
tentemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur-
grens, dan stopt de thermostaat het koelbedrijf.
7.8.19 Minimale gewenste aanvoerwaarde koelen
instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Min.
gew.aanv.w. koe
–
Als een warmtepomp aangesloten is en de functie Koe-
len mogelijk voor het CV-circuit geactiveerd is, dan kunt
u de gewenste aanvoerwaarde voor de functie Koelen
mogelijk instellen.
De thermostaat regelt het CV-circuit op de minimaal ge-
wenste aanvoerwaarde koelen, ook al heeft de gebruiker de
gewenste temperatuur voor het koelen lager ingesteld.
0020257160_00 MiPro v5 Installatiehandleiding
Bedienings- en weergavefuncties 7
7.8.20 Status van de externe warmtebehoefte
aflezen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Sta-
tus ext. warmteb.
–
Met deze functie kunt u aan de status op de externe in-
gang aflezen, of er een warmtebehoefte is.
Al naar gelang de configuratie van de RED‑3 is er voor elk
CV-circuit een externe ingang. Op deze externe ingang kunt
u bijv. een externe zonethermostaat aansluiten.
7.8.21 Regelingsgedrag voor de vorstbeveiliging
opgeven
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 →
Vorstbeveiliging
–
Met de functie kunt u het gedrag van de thermostaat in
de autostand voor elk CV-circuit afzonderlijk opgeven.
Fabrieksinstelling: Eco
U hebt de keuze uit twee regelingsmodi die u door het ge-
bruik van de kamerthermostaat nog verder kunt aanpassen:.
Als u bij de functie Binnencompensatie de waarde Ther-
mos. ingesteld hebt, dan is de functie Vorstbeveiliging zon-
der werking. De thermostaat regelt altijd op de gewenste ka-
mertemperatuur 5 °C.
–
Eco: de modus Auto en uit is uitgeschakeld. Bij een
aangesloten mengklepcircuit is de CV-pomp uitgescha-
keld en de CV-circuitmenger is gesloten. De buitentem-
peratuur wordt bewaakt. Daalt de buitentemperatuur on-
der 4 °C, dan schakelt de thermostaat na het verstrijken
van de vorstbeschermingsfunctie de verwarmingsfunc-
tie in. De CV-pomp is vrijgegeven. Is een mengklepcircuit
aangesloten, dan zijn de CV-pomp en de CV-circuitmen-
ger vrijgegeven. De thermostaat regelt de gewenste ka-
mertemperatuur op de ingestelde temperatuur Nacht.
Ondanks ingeschakelde verwarmingsfunctie is de warm-
teopwekker alleen indien nodig actief. De verwarmings-
functie blijft ingeschakeld tot de buitentemperatuur boven
4 °C stijgt, daarna schakelt de thermostaat de verwar-
mingsfunctie opnieuw uit, maar de bewaking van de bui-
tentemperatuur blijft actief.
–
Nacht: de verwarmingsfunctie is ingeschakeld en de ge-
wenste kamertemperatuur wordt op de ingestelde tempe-
ratuur Nacht gezet en geregeld.
7.9
ZONE1
7.9.1
Zone deactiveren
Installateurniveau → Systeemconfig. → ZONE1 → Zone
geactiveerd
–
Met deze functie kunt nu de zone deactiveren die u niet
nodig hebt.
Alle aanwezige zones verschijnen op het display, als de aan-
wezige CV-circuits in de functie Soort circuit geactiveerd
zijn.
Soort circuit instellen (→ Pagina 13)
7.9.2
Zonenaam veranderen
Installateurniveau → Systeemconfig. → ZONE1 → Zone-
naam
–
U kunt de af fabriek opgegeven zonenaam naar wens
veranderen. De naam is tot 10 tekens beperkt.
15