Problemen oplossen
f
De melding "Not supported." (Niet ondersteund) wordt weergegeven
Controleer
Is de instelling voor het beeldsignaal juist?
Alleen als er videobeelden worden geprojecteerd
Komen de resolutie van het beeldsignaal en de
verversingsfrequentie overeen met de modus?
Alleen als er computerbeelden worden geprojecteerd
f
De melding "No Signal." (Geen signaal) wordt weergegeven
Controleer
Zijn de kabels op de juiste manier aangesloten?
Is de juiste invoerpoort geselecteerd?
Is de computer of het videoapparaat ingeschakeld?
Worden de beeldsignalen doorgegeven naar de projector?
Alleen als er beelden van een laptopcomputer
of een computer met ingebouwd LCD-scherm
worden geprojecteerd
f
Vaag of onscherp beeld
Controleer
Is de scherpte juist ingesteld?
Is de projector op de juiste afstand opgesteld?
Is de keystonecorrectiewaarde te laag?
Is er condensvorming op de lens?
Wijzig de instelling in het signaal dat afkomstig is van het aangesloten apparaat. s"Signal" (Signaal) -
"Video Signal" (Videosignaal)
pag.33
Raadpleeg de bij de computer geleverde documentatie voor informatie over het wijzigen van de resolutie
van het beeldsignaal en verversingsfrequentie van de computer. s"Lijst met ondersteunde
monitorbeeldschermen"
pag.70
Controleer of alle benodigde kabels goed zijn aangesloten. sIntroductiehandleiding
Druk op de [Source Search]-knop op de afstandsbediening of het bedieningspaneel om het beeld te wijzigen.
pag.13
s
Schakel het apparaat in.
Als de beeldsignalen alleen naar de LCD-monitor van de computer of naar de extra monitor worden
doorgegeven, moet u de instellingen zodanig wijzigen dat het signaal zowel naar een externe bestemming als
naar de computermonitor wordt doorgeven. Bij sommige computermodellen worden de beeldsignalen niet
meer op de LCD-monitor of extra monitor weergegeven wanneer ze naar een extern apparaat worden
doorgegeven. sRaadpleeg de bij de computer geleverde documentatie, onder "Signaal doorgeven aan
externe apparatuur", "Een externe monitor aansluiten" of een vergelijkbare titel.
Als u de externe apparatuur aansluit terwijl de projector of computer al is ingeschakeld, is het mogelijk dat
de [Fn]-functietoets waarmee u het beeldsignaal van de computer naar een extern apparaat kunt verplaatsen,
niet werkt. Zet de computer en de projector uit en vervolgens weer aan.
Draai de scherpstelring om de scherpte in te stellen.
De aanbevolen projectieafstand is tussen 99 tot 1.211 cm.
Stel de projector op binnen dit bereik. s
Verminder de projectiehoek om de keystonecorrectiewaarde te verminderen.
Als u de projector plotseling van een koude omgeving naar een warme omgeving verplaatst, of als de
omgevingstemperatuur plotseling verandert, kan er condensvorming op de lens optreden. Hierdoor kan het
beeld vaag overkomen. Plaatse de projector ongeveer één uur voordat u hem wilt gebruiken in de kamer. Als er
condensvorming op de lens optreedt, schakel de projector dan uit en wacht totdat de condens is verdwenen.
Oplossing
Oplossing
Oplossing
pag.62
47