Basisbewerkingen voor opname en
weergave
Beelden opnemen
In dit voorbeeld wordt de stand x (autom. scènekeuzekn.) gebruikt. In de stand x (autom.
scènekeuzekn.) herkent de camera automatisch het onderwerp van de opname wanneer u
een foto kadreert, zodat u nog eenvoudiger foto's kunt maken met instellingen die
aangepast zijn aan het onderwerp.
1
Houd de camera stevig vast.
Let op dat uw vingers en overige voorwerpen zich niet
voor het objectief, de flitser, de AF-hulpverlichting, de
microfoon of de luidspreker bevinden.
Als u opnamen in de portretstand ("staand") maakt,
draait u de camera op zo'n manier dat de flitser zich
boven het objectief bevindt.
2
Kadreer de foto.
Verplaats de zoomknop om de zoompositie van het
objectief te veranderen.
12
Basisbewerkingen voor opname en weergave
Uitzoomen
Inzoomen