Oorzaak:
1. Het apparaat heeft geen elektrische aansluiting.
2. De ventilatormotor is overbelast of de luchttoevoerventilator
loopt onregelmatig resp. is geblokkeerd.
3. De ruimtethermostaat is te laag ingesteld.
4. Geen brugstekker in de contactdoos van de ruimtethermostaat.
5. De bedrijfsschakelaar is defect.
6. De polariteit van de netstekker is niet juist.
7. Geen gasdruk op magneetklep.
8. De ionisatie- resp. ontstekingselektrodes zijn niet juist ingesteld.
9. Het aanzuigrooster van de luchttoevoerventilator is vervuild.
10. Uitschakeling door veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB).
De voedingsstekker (alleen PGT 100) werd voor het verstrijken
van de nakoeltijd losgekoppeld van het elektriciteitsnet.
11. De gasregeling is defect resp vervuild.
12. De ontsteking werkt niet.
13. De drukregelaar is defect, er werd een verkeerde drukregelaar
gemonteerd of de slangbreukbeveiliging is vergrendeld.
14. De gasfles(sen) is/zijn bevroren als gevolg van grote gasafname
en lage temperaturen.
15. De magneetklep sluit niet.
16. Lekkende gasleiding.
17. Het storingslampje in de branderautomaat brandt.
18. De branderautomaat is defect.
Oplossing:
Stekker met overeenkomstige contactdoos verbinden (230V/50Hz).
Motor, ventilatorwaaier en meenemerkoppeling controleren en evt.
vervangen.
Instelling moet hoger zijn dan de beschikbare ruimtetemperatuur.
Brugstekker koppelen aan de thermostaatcontactdoos.
Gastoevoer sluiten, voedingsstekker uit het stopcontact trekken en
de bedrijfsschakelaar vervangen.
Polariteit controleren, voedingsstekker met 180° draaien.
Controleer of er sprake is van gastoevoer naar het apparaat.
Vulhoeveelheid van de gasflessen controleren.
Controleer de gasslang op beschadigingen.
Ontgrendel de slangbreukbeveiliging of vervang deze.
Instelling conform de gegevens:
Controleer de porseleinen isolatie van de elektrode.
Reinig de het aanzuigrooster.
Controleer het aanzuig- en uitblaasrooster (evt. reinigen).
Controleer of er voldoende frisse lucht wordt aangevoerd.
Ontgrendel de STB (STB - reset).
Gasregeling vervangen resp. reinigen.
Zet de bedrijfsschakelaar in stand "I" (verwarmingsbedrijf).
Controleer de ontstekingskabel op beschadigingen.
Instelling van de elektrode controleren, taktontsteking controleren.
Originele drukregelaar monteren.
Ontgrendel de slangbreukbeveiliging of vervang deze.
Vervang de gasfles(sen) en sluit 2-3 flessen aan met
de meerflessenset, EDV-nr. 1014050.
Gastoevoer sluiten, vlam laten uitbranden.
Zet de bedrijfsschakelaar in stand "0" en haal de voedingsstekker uit
het stopcontact. Vervang de magneetklep.
Lokaliseer de lekkage met een schuimmiddel en verhelp de lekkage.
Branderautomaat door het indrukken van de storingsknop ontgrendelen.
Vervang de defecte branderautomaat.
15