XCell® LS-controller
3. Klik op de selectievakjes onder Inschakelen om voor elk gewenst alarmniveau een alarm in
te schakelen.
4. Stel voor elk alarmniveau de opties in:
a. Stel voor elk alarm de LIMIETEN in.
b. De limieten worden vergeleken met het flow-instelpunt. Als het instelpunt voor de
c. Stel voor elk alarm de VERTRAGING in. De vertraging voorkomt ongewenste alarmen
d. Stel de respons in die u wilt activeren na het alarm. U kunt bij een alarm het proces
Opmerking: Als de controller door het alarmsysteem wordt gepauzeerd of gestopt, moet
deze handmatig opnieuw worden gestart. Plan het gebruik van deze opties zorgvuldig
om te voorkomen dat het apparaat wordt gepauzeerd of gestopt wanneer deze
onbeheerd werkt.
Opmerking: Flowalarmen gelden voor alle ATF-grootten en -versies en zijn niet beperkt tot
de specifieke XCell ATF®-apparaten die op het moment dat het alarm wordt ingesteld,
geconfigureerd zijn.
11.7.2 Alarmen voor verplaatsingsvolume configureren
Er zijn vier alarmopties beschikbaar voor verplaatsingsvolume (afbeelding 39): HiHi, Hi, Lo, LoLo. Zo
kunt u alarmen instellen op meldingsniveau en andere alarmen op storingsniveau.
1. Klik op het hoofdscherm op de alarmknop. Het alarmconfiguratiescherm gaat open
(afbeelding 39).
2. Klik op het tabblad Verplaatsingsvolume.
3. Klik op de selectievakjes onder Inschakelen om voor elk gewenst alarmniveau een alarm in
te schakelen.
4. Stel voor elk alarmniveau de opties in:
a. Stel voor elk alarm de LIMIETEN in.
b. Stel voor elk alarm de DELAY (vertraging) in.
c. Stel de respons in die u wilt activeren na het alarm. U kunt bij een alarm het proces
Document Number:UG-5817
Revision: 1
Effective Date: 7/15/2024
Legacy Document #: UG-5021 (ENGLISH)
flow meer dan de limiet buiten het instelpunt valt, wordt het alarm geactiveerd.
Bijvoorbeeld: als de ATF-flow een instelpunt van 0,7 LPM heeft en de Hi-alarmlimiet
is ingesteld op 10%, dan wordt het Hi-alarm geactiveerd wanneer de PV van de ATF-
flow ≥ 0,77 is.
die worden geactiveerd door kleine, korte veranderingen door bijvoorbeeld ruis of
menselijke fouten. Deze instelling vereist dat de alarmconditie gedurende de
ingestelde tijd, bijvoorbeeld 30 seconden, aanwezig moet zijn voordat het alarm
wordt geactiveerd.
laten stoppen of pauzeren. Ook kunt u een zoemer of een lampje op de XCell® LS-
controller inschakelen.
De limieten worden vergeleken met het instelpunt voor verplaatsingsflow. Als het
instelpunt voor verplaatsingsflow meer dan de limiet buiten het instelpunt valt,
wordt het alarm geactiveerd. Bijvoorbeeld: als de verplaatsingsflow een instelpunt
van 0,7 LPM heeft en de Hi-alarmlimiet is ingesteld op 10%, dan wordt het Hi-alarm
geactiveerd wanneer de verplaatsingsflow-PV ≥ 0,77 is.
De vertraging voorkomt ongewenste alarmen die worden geactiveerd door kleine,
korte veranderingen door bijvoorbeeld ruis of menselijke fouten. Deze instelling
vereist dat de alarmconditie gedurende de ingestelde tijd, bijvoorbeeld 30
seconden, aanwezig moet zijn voordat het alarm wordt geactiveerd.
laten stoppen of pauzeren. Ook kunt u een zoemer of een lampje op de XCell LS-
controller inschakelen.
Pagina 47 van 77
Gebruikershandleiding