64
Uit te voeren controles
1. Voedingsspanning verwarmingselement ***WAARSCHUWING***
Verwijder het voorpaneel en meet de koude weerstand van de verwarmingselementen. De elementen moeten de
omgevingstemperatuur hebben en de machine mag minimaal de afgelopen 5 uren niet hebben gedraaid.
Weerstand bij 20° moet zijn:
Nominale spanning volgens weerstandstypeplaatje op de machine
400/230 volt 28,5 - 29,7 ohm
415/240 volt 30,9 - 32,2 ohm
2. Visuele inspectie verwarmingselement ***WAARSCHUWING***
Verwijder één van de verwarmingselementen en inspecteer deze op afzetting van pluizen, kalk, etc. die een ver-
minderd rendement van de verwarming kunnen veroorzaken.
3. Lijnspanning ***WAARSCHUWING***
Meet de nominale spanning tussen L1 - L2 - L3 bij de ingaande netspanning naar de machine.
4. Waterpas stellen van de machine
De machine moet op een vlakke horizontale ondergrond worden geplaatst. Controleer of de bovenkant van de
machine horizontaal waterpas staat. Meten met een waterpas. De afwijking van de horizontaal op elk van de bo-
venhoeken van het paneel mag niet groter zijn dan 5 mm.
5. Monteren van de afvoer
Controleer de montage van de afvoer, minimale afvoerdiameter 50 mm. Een afvoer met een 150 mm vrije vertica-
le stroming wordt aanbevolen, maar is niet verplicht.
6. Watertoevoer
Controleer de wateraanvoerdruk en vulsnelheid. De aanvoerdruk moet tussen 200 – 600 kPa (2-6 bar) liggen.
Meet de vultijd met het "gewichtcontrole"-programma:
FOM 71 CLS Programma 993 (18 kg).
De machine mag niet beladen zijn.
Vultijd tot 18 kg moet 60 - 75 seconden zijn.
7. Lekkage bij afvoer- en aanvoerklep
Controleer op lekkages bij afvoer- en aanvoerkleppen.
Voer het gewichtcontroleprogramma uit.
Gewicht 18 kg. Pauzeer de machine gedurende 15 minuten.
Na 15 minuten mag het gewicht niet zijn veranderd.
8. Kalibratie van de interne niveauweegschaal
Kalibreer de niveauregeling volgens de Bedieningshandleiding.
9. Waterniveau
Waterniveau afstellen en controles.
Gebruik de waterniveaucontroleprogramma's. De machine moet onbeladen zijn en mag niet draaien.
Voer het niveaucontroleprogramma 992 uit. Het programma vult herhaaldelijk tot 100, 130, 160 en 200 mm. Lees
het waterniveau bij elke stop af op de interne liniaal. Max. afwijking ± 5 mm.
10. Gewichtcontrole
Kalibreer het nulpunt van de machine volgens de Bedieningshandleiding. De machine moet stilstaan. Plaats een
gekalibreerd gewicht van 10 kg op de machine. Lees de waarde van de weegschaal. Herhalen met 10 kg extra.
Lees de waarde af. Het getoonde gewicht moet binnen ±0,1 kg van de gekalibreerde gewichten liggen.
11. Afvoertijd
Gebruik niveauregelprogramma 992. Vullen tot 160 mm. Voer het water af. Meet de afvoertijd totdat de volledige
stroming is verminderd. Max. toelaatbare tijd is 30 seconden.
12. Temperatuurcontrole
Gebruik temperatuurcontroleprogramma 994. Steek een temperatuursonde door de bovenste pakking van de
deur in de kuip of gebruik een laboratoriumtemperatuurmeetsysteem
(moet afzonderlijk van te voren gekalibreerd worden). Lees de temperaturen bij 25°, 40°, 60° en 80° op de display
van de machine en op de meetinstrumenten.
Max. afwijking ± 1℃.
13. Trommeltoerental tijdens wassen. ***WAARSCHUWING***
Verwijder het achterpaneel. Draai programma 991.
Het wastoerental moet worden gemeten met een toerentalmeter (reflectortype).
De reflector moet op de grote poelie worden geplaatst. Het wastoerental moet worden gemeten bij de nominale
spanning en bij een belading met 5 kg katoen.
Toelaatbare toerentalvariatie in beide richtingen: 52 ± 1 OPM.
Gebruikshandleiding