Elektrische aansluiting
1.
Druk de kabel door de kabelwartel. Verwijder de afdichting van de kabelwartel niet,
teneinde een goede afdichting te waarborgen.
2.
Verwijder de kabelmantel.
3.
Strip de aderuiteinden 10 mm (0,4 in). Plaats adereindhulzen in geval van soepele
aders.
4.
Zet de kabelwartels stevig vast.
5.
Sluit de kabel aan conform de klembezetting.
6.
In geval van afgeschermde kabels: sluit de kabelafscherming op de aardklem aan.
6.2.3
Insteekveerklemmen
Bij instrumenten zonder geïntegreerde overspanningsbeveiliging, wordt de elektrische
aansluiting via insteekveerklemmen uitgevoerd. Massieve aders of soepele aders met
adereindhuls kunnen direct in de klem worden gestoken zonder gebruik van de hendel,
waarbij automatisch het contact wordt gemaakt.
12
Technische eenheid: mm (in)
Om de kabel weer uit de klemmen te verwijderen:
1.
Druk met een platte schroevendraaier ≤ 3 mm in de opening tussen de twee
aansluitklemopeningen
2.
Trek tegelijkertijd het kabeluiteinde uit de klem.
26
Micropilot FMR56, FMR57 PROFIBUS PA
1.
2.
≤ 3 (0.12)
A0034682
A0013661
Endress+Hauser